Camille Saint-Saëns. Suite voor orkest in D, op. 49

26-01-2022

Deze week een wat curieus werk van de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921), zijn suite voor orkest. Hij schreef dit werk in 1863. Curieus, omdat het werk origineel waarschijnlijk niet is geschreven voor orkest, maar voor een harmonium. In de orkestratie zie je dit terug door lang aangehouden baslijnen en voor veel instrumenten ofwel heel weinig te doen voor de tweede stem, ofwel unisono partijen voor de eerste en tweede stem. Bijvoorbeeld de tweede fagottist heeft in het tweede deel slechts een halve maat te spelen.

Ondanks deze beperkingen is het een mooi werk om te beluisteren. Het werk telt vijf delen en volgt de structuur van de suite zoals in de barok gebruikelijk was (een prelude en dan vier dansen):

  1. Prélude (een canon dat in de verte herinnert aan de opening van de Pastorale symfonie van Beethoven)
  2. Sarabande (langzame dans)
  3. Gavotte (met een trio waarin twee fluiten de hoofdtoon spelen, begeleid door strijkers die lang aangehouden tonen spelen (harmonium!))
  4. Romance (zou in een baroksuite een Air zijn)
  5. Finale (snelle, levendige afsluiting)

Het werk wordt uitgevoerd door het Bretagne Orchestra o.l.v. Nicolas Chalvin

Camille Saint-Saëns. Kerst oratorium, op. 12

29-12-2021

Deze week blijf ik nog even in de kerstsfeer, dit keer met een werk van de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921). Toen hij 23 jaar oud was schreef hij in twee weken tijd zijn Kerst oratorium, dat in datzelfde jaar voor het eerst werd uitgevoerd in de kerk Madeleine in Parijs. Saint-Saëns was daar de organist en dat verklaart waarom de orgel in dit werk zo’n belangrijke rol speelt. Naast het orgel is het werk geschreven voor zangsolisten, koor, strijkers en harp.

Uit de Wikipedia haal ik de volgende omschrijving van wat een oratorium is: “Een oratorium is een omvangrijk vocaal werk met een veelal geestelijke inhoud voor orkest, zangsolisten en koor, waarbij veelal een verteller de drager van de handeling wordt. In tegenstelling tot een opera heeft een oratorium geen decor en speciale kostuums en wordt er in een oratorium niet geacteerd op een scène. Als een oratorium het lijdensverhaal van Christus als onderwerp heeft, spreekt men van een passie”.

In dit werk ontbreekt de verteller. Na het openingsdeel volgt het tweede deel waarin het traditionele kerstverhaal wordt verteld, waarbij de tekst uit het evangelie van Lucas wordt gevolgd. Ook komen teksten uit Johannes, Jesaja, Klaagliederen en Psalmen. De teksten zijn in het Latijn. De delen hebben de volgende omschrijvingen (gehaald uit de beschrijving bij de opname op Youtube):

  1. Prelude In the Style of J.S. Bach
  2. Et Pastores erant; Gloria (chorus)
  3. Expectants expectavi Dominum (soprano)
  4. Domine, ego credidi (tenor, chorus)
  5. Benedictus qui venit (soprano, bass)
  6. Quare fremuerunt gentes (chorus)
  7. Tecum principium (soprano, tenor, bass)
  8. Alleluja (soprano, soprano, alto, bass)
  9. Consurge, Filia Sion (soprano, soprano, alto, bass, chorus)
  10. Tollite hostias (chorus)

Het oratorium wordt uitgevoerd door het Royal Opera Theater Orchestra o.l.v. Anders Ebt.

Camille Saint-Saëns. Introduction et Rondo capriccioso in a, op. 28

03-11-2021

In 1863 schreef de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921) een werk voor viool en orkest, zijn Introduction et Rondo capriccioso. Het werk droeg hij op aan de toen levende virtuoos op de viool, Pablo de Sarasate. Hij was ook de solist bij de première in 1867.

Uit de titel kun je afleiden dat het werk twee, in elkaar overlopende, delen bevat. Een rustig beginnende introductie dat allengs overgaat in het rondo. Het bijvoeglijk naamwoord “capriccioso” betekent letterlijk “grillig”. Het grillige in dit rondo zit hem voor mij in de afwisseling tussen een virtuose, springerige melodie en de meer mijmerende, lyrische passages. Genoeg uitdagingen voor een violist.

Ik heb gekozen voor een uitvoering door de violist Joshua Bell, begeleid door de Academy of St Martin in the Fields onder zijn leiding.

Camille Saint-Saëns. Requiem

15-04-2020

Deze week blijf ik nog even in de sfeer van de religieuze muziek. In 1878 componeerde de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921) een requiem opgedragen aan zijn vriend en patroon Albert Libon. Die laatste was een jaar daarvoor overleden en had een deel van zijn erfenis aan Saint-Saëns geschonken onder de voorwaarde dat hij een requiem ter nagedachtenis voor hem zou componeren. Saint-Saëns deed dit met liefde en componeerde het werk in 8 dagen tijd. Maar een week na de première van dit werk sloeg het noodlot toe voor hem. Zijn zoontje van 2,5 jaar viel tijdens het spelen uit een raam en overleed. Een paar weken later overleed zijn andere kind, een baby. Dit verwoestte zijn huwelijk.

Het werk bestaat uit de delen

  1. Kyrie
  2. Dies Irae
  3. Rex Tremendae
  4. Oro Supplex
  5. Hostias (Offertory)
  6. Sanctus
  7. Benedictus
  8. Agnus Dei

Er bestaan twee versies van dit requiem, eentje voor een groot orkest (met alle blaasintrumenten gedubbeld, dus bijvoorbeeld 4 fagotten i.p.v. de gebruikelijke 2, 4 harpen en een orgel) en eentje voor een meer gebruikelijke orkestbezetting. Ik heb gekozen voor de versie met groot orkest. Het wordt uitgevoerd door l’Orchestre National d’ Île de France o.l.v. Jacques Mercier en Michel Piquemal. Inderdaad, twee dirigenten, eentje voor het koor en eentje voor het grote orkest.

Camille Saint-Saëns. Symfonie nr 3 in c, de orgelsymfonie, op. 78

20-02-2019

De Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921) is bij het grote publiek vooral bekend met zijn werk Carnaval des Animaux. Dat werk kan als een speelse introductie in orkestinstrumenten worden beschouwd, vergelijkbaar met Peter en de Wolf van Prokovjev. Zijn oeuvre is echter veel groter en erg divers. Deze week wil ik zijn 3e symfonie introduceren. Hij schreef dit werk in opdracht van de Royal Symphonic Society in Engeland. De première vond plaats in 1886 in Londen, met Saint-Saëns als dirigent.

Het bijzondere van deze symfonie is dat naast de voor een orkest gebruikelijke instrumenten ook het orgel een plaats kreeg. Dit leverde het werk de bijnaam op “de orgelsymfonie”.  Een andere bijzonderheid van dit werk is dat het slechts twee delen kent, waar vier delen gebruikelijk is voor een symfonie. Ieder van die delen heeft diverse thema’s met diverse snelheden, waar het hoofdthema uit het eerste deel weer terugkomt in het tweede deel. Dat geheel laat uiteindelijk een indruk van samenhang, overzicht en afronding achter bij de luisteraar (in ieder geval bij mij).

Wanneer het laatste deel je bekend voorkomt: het nummer “If I had words” van Yvonne Keeley (een one hit wonder uit 1978) is gebaseerd op dat deel.

De uitvoering uit 1959 door het Boston Symphony Orchestra o.l.v. Charles Munch, met Berj Zamkochian op het orgel wordt algemeen beschouwd als één van de beste interpretaties. Daarom heb ik voor die uitvoering gekozen. Veel luisterplezier (en Guul en Monique: smakelijk!)