08-12-2021
Ik weet niet waardoor het komt, maar in deze periode (door ma altijd de donkere dagen voor Kerst genoemd) heeft muziek uit de barok toch mijn voorkeur (naast die van Beethoven uiteraard, maar dat spreekt bij mij voor zichzelf). En zo kwam ik al zoekend op de suites voor orkest van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Bach heeft er vier geschreven. Dat was erg bescheiden, zeker omdat in die tijd, mede beïnvloed door de Franse adel, suites erg populair waren. Een tijdgenoot van Bach, Georg Philipp Telemann, heeft er zelfs 134 geschreven. Uit de Wikipedia:
“De muzikale term ‘suite’ betekent reeks, opeenvolging: in dit geval een reeks of opeenvolging van stukken, voornamelijk van dansen. Al in de middeleeuwen groepeerde men dansen: schrijdende dansen afgewisseld met dansen met een meer springerig of huppelend karakter, op dezelfde muziek, maar in een ander tempo en ritme gespeeld. De dansmuziek stond nog ver af van de kringen waar men zich bezighield met sacrale muziek en wereldlijke kunstmuziek. Uit deze dansen stegen echter bepaalde dansen, met hun volkse of boerse achtergrond, op de ‘sociale ladder’ en werden modieuze hofdansen: bijvoorbeeld de bourrée, een boerendans uit Auvergne, de rigaudon, een volksdans uit Provence en Languedoc of de sarabande, een Andalusische erotische vruchtbaarheidsdans.
Dansverzamelingen verschenen in de 16e eeuw, nog gegroepeerd naar type, en waaruit de uitvoerders vervolgens zelf een suite moesten samenstellen, afwisselend naar tempo en karakter. Hieruit ontwikkelde zich de suite als vorm van serieuze kunstmuziek, gecomponeerd door ‘serieuze’ componisten, waarin de dansen sterk werden gestileerd en die niet meer bedoeld waren om daadwerkelijk te worden gedanst.”
Gedurende die ontwikkeling ontstond parallel ook het concept van een ouverture. Ik heb in een eerdere bijdrage al eens gewezen op dit fenomeen, dat later vooral de inleiding vormde voor opera’s. Daar heb ik de ouverture toen betiteld als een Executive summary van de opera. Die twee ontwikkelingen van ouvertures en suites kwamen samen en zo hebben de meeste orkestsuites als eerste deel een ouverture, echter niet in de functie van een executive summary voor de rest van de suite. Bach noemde zijn suites daarom ook ouvertures. Bij zijn suites is de ouverture altijd een langzaam, statig deel.
De vier suites van Bach kennen ieder een andere instrumentele bezetting. Een overzicht van de bezetting en de delen van de verschillende suites:
Suite nr. 1 in C, BWV 1066
- bezetting: hobo I, II; fagot; viool I, II, altviool; continuo (cello, violone en klavecimbel)
- delen: Ouverture – Courante – Gavotte I alternativement / Gavotte II – Forlane – Menuet I ; alternativement / Menuet II – Bourrée I alternativement / Bourrée – Passepied I/II
Suite nr. 2 in b, BWV 1067
- bezetting: traverso; viool I, II, altviool; continuo (cello, violone en klavecimbel)
- delen: Ouverture / Lentement – Rondeau – Sarabande – Bourrée I alternativement / Bourrée II – Polonaise / Double – Menuet – Badinerie
Suite nr. 3 in D, BWV 1068
- bezetting: baroktrompet (clarintrompet) I, II, III; barokpauken; hobo I, II; fagot; viool I, II, altviool; continuo (cello, violone en klavecimbel)
- delen: Ouverture – Air – Gavotte I / Gavotte II – Bourrée – Gigue
Suite nr. 4 in D, BWV 1069
- bezetting: baroktrompet (clarintrompet) I, II, III; barokpauk; hobo I, II, III; fagot; viool I, II; altviool; continuo (cello, violone en klavecimbel)
- delen: Ouverture – Bourrée I / Bourrée II – Gavotte – Menuet I alternativement / Menuet II – Réjouissance
Sommige delen van de suites zijn erg bekend geworden, met name de Air uit suite 3.
De uitvoering is door de Nederlandse Bachvereniging. Suites 1 en 2 staan onder leiding van de violist Shunkse Sato. Suites 3 en 4 staan onder leiding van Lars Ulrik Mortensen, die ook de klavecimbelpartij voor zijn rekening neemt. In suite 2 heeft de fluit een belangrijk aandeel; die wordt bespeeld door Marten Root.