05-02-2020
Als afsluiting van deze reeks van soloconcerten voor blaasinstrumenten een soloconcert voor trompet. Vorige week vertelde ik over de ontwikkeling van de hoorn waarbij met name het beschikbaar komen van kleppen de mogelijkheden van het instrument enorm vergrootte. Hetzelfde verhaal kan ook worden verteld over de trompet. De oorsprong van de trompet ligt waarschijnlijk al 2000 jaar voor Christus. In de barok werd vooral de natuurtrompet gebruikt, waarbij vooral tonen in het hogere segment mogelijk werden. Deze beperking betekende echter ook bijna de doodsteek voor de trompet tijden de Klassieke periode. Pas toen einde van de 18e eeuw de kleppen werden toegevoegd werd de trompet weer populair en kreeg het in het orkest een meer prominente plaats. Uit die periode stammen ook soloconcerten voor trompet en orkest van Haydn en Hummel, werken die nu standaard op het repertoire van trompettisten staan.
Ik heb gekozen voor het concert voor trompet en orkest in E van de Oostenrijkse componist Johann Nepomuk Hummel (1778-1837). Hummel was een wonderkind die, in navolging van Mozart, als jong kind op tournee ging langs de vorstenhoven in Europa. Hij is vooral bekend geworden als een uitmuntend pianist en pedagoog. In die laatste rol was zijn uit 1828 stammende methode Ausführlich theoretisch-practische Anweisung zum Piano-Forte Spiel een standaardwerk in de opleiding tot pianist. Als componist is hij een tussenpersoon tussen de Klassieke en de Romantische periode. Zijn tragiek was dat hij in dezelfde periode leefde als de grote componisten Haydn, Beethoven en Schubert, waardoor hij niet de bekendheid en waardering kreeg die hij wel verdiende.
Hummel schreef het trompetconcert in 1803 voor de trompettist Anton Weidinger, de man die een grote rol speelde in de ontwikkeling van de trompet. Het werd uitgevoerd op dezelfde dag dat Hummel Haydn opvolgde als concertmeester van het hoforkest van Esterhazy. En diezelfde Haydn had ook een (nog steeds vaak uitgevoerd) populair trompetconcert geschreven. Gaf Hummel hiermee een signaal af: ik kan dat beter? Weinig verrassend: het werk bestaat weer (lekker klassiek) uit drie delen snel-langzaam-snel, met een eerste deel in de sonatevorm. Het concert is oorspronkelijk geschreven in de toonsoort E majeur, maar vaak wordt een versie in Es majeur uitgevoerd. Die is hetzelfde, alleen worden alle noten dan een halve toon lager gespeeld. Meestal ontstaat zo’n versie om de leesbaarheid van het werk voor de muzikanten te verhogen. Op een trompet die in Bes is gestemd (de meest gebruikelijke stemming voor een trompet) heeft een werk in Es slechts 1 mol. Een werk in E heeft dan echter 6 kruisen voor zo’n instrument.
In de uitvoering die ik heb gekozen is Håkan Hardenberger de solist, begeleid door de Academy of St. Martin in the Fields o.l.v. Sir Neville Marriner.