Op 2 december presenteerde Minister Van Engelshoven de strategische agenda hoger onderwijs “Houdbaar voor de toekomst”. In deze blogpost wil ik verkennen welke rol open delen en hergebruiken van leermaterialen kan spelen bij het vervullen van de ambities die in de agenda benoemd zijn.
Wat staat er in de agenda?
De agenda benoemt vier ambities. Iedere ambitie sluit aan op trends en uitdagingen die worden geconstateerd. Bij iedere ambitie worden maatregelen benoemd om die ambitie te realiseren. Bij de beschrijving hieronder heb ik grotendeels de tekst uit de agenda gekopieerd van p. 30 en p. 31.
(Een kritische noot: de agenda is te downloaden vanaf de website van OCW, maar in het document is niet te vinden of de inhoud onder een open licentie beschikbaar en te gebruiken is. Ik ga uit van wel, maar toevoegen van een open licentie zou die duidelijkheid verschaffen en zou tevens dienen als goed voorbeeld voor ambities op openheid die OCW ondersteunt).
Ambitie 1. Toegankelijker hoger onderwijs en groter studentsucces
Om de brede toegankelijkheid te waarborgen, zijn extra inspanningen nodig. Daarbij gaat het om meer studenten op de voor hen juiste plek in het hoger onderwijs terecht te laten komen met nadrukkelijk aandacht voor hun persoonlijke omstandigheden. Studenten krijgen de kans om het maximale uit hun studie te halen en zich breed te ontwikkelen (studentsucces).
Sluit aan op trends:
- Het hoger onderwijs is gemiddeld goed toegankelijk. Een derde van de studenten valt echter uit of switcht van opleiding. Dit geldt vooral voor eerstegeneratiestudenten, jongens en studenten met een functiebeperking.
- Om verdere tegenstellingen tussen groepen met verschillende opleidingsniveaus te voorkomen, is een brede toegankelijkheid nodig.
- De huidige student is tevreden, maar ervaart een grote (mentale) prestatiedruk.
- Het binair stelsel zorgt voor een gevarieerd aanbod, maar is te rigide om samenwerkingsvormen die in het belang van de student zijn te faciliteren.
Maatregelen die in gang worden gezet, zijn onder andere:
- OCW werkt met hogescholen en universiteiten aan een Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs, die eraan moet bijdragen dat de praktijk en het beleid voor toegankelijkheid gebaseerd zijn op de nieuwste inzichten. (p. 8 en p.45)
- Om elke student gemakkelijker en sneller op de voor hen juiste plek te krijgen, werken hogescholen en universiteiten onder de noemer ‘wisselstroom’, intensiever samen in de regio. Doelen zijn de verbetering van het studiekeuzeproces, meer doorstroommogelijkheden tussen hbo en wo, en meer flexibele leerpaden. (p. 8 en p. 50)
Ambitie 2. Flexibel hoger onderwijs
Meer flexibiliteit en maatwerk in het hoger onderwijs komen tegemoet aan een steeds meer diverse studentenpopulatie. Zowel werkende volwassenen als (een deel van) de initiële studenten hebben behoefte aan meer regie op hun studie-pad. Digitalisering van het onderwijs kan deze ontwikkeling bij uitstek ondersteunen.
Sluit aan op trends:
- De opkomst van nieuwe technologieën vraagt nieuwe kennis en vaardigheden. Het biedt ook kansen voor verbetering van onderwijs en onderzoek.
- Onderwijs is nog te weinig gericht op werkenden, hun deelname blijft internationaal gezien achter.
- Nieuwe technologieën, zoals artificiële intelligentie, toegenomen rekenkracht, big data, open badges, microcredentials, virtual & augmented reality en blockchain bieden veel kansen voor hogescholen en universiteiten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Maatregelen die in gang worden gezet, zijn onder andere (p. 8):
- Hogescholen en universiteiten zullen voldoende aanbod voor werkenden realiseren. Leven lang ontwikkelen vergt andere onderwijsvormen. Het wordt daarom mogelijk voor studenten om hun opleiding meer te faseren, te temporiseren of te versnellen. Deze flexibele, modulaire deelname verlaagt voor studenten de drempel en bevordert de toegankelijkheid.
- Samen met SZW stimuleert OCW de vraag naar leven lang ontwikkelen, onder meer door het STAP-budget en een digitaal overzicht van de scholingsactiviteiten.
Ambitie 3. Betere aansluiting op de arbeidsmarkt en samenleving
Om goed te blijven aansluiten op de behoeften van de samenleving en arbeidsmarkt, is het nodig dat instellingen samen en met het werkveld werken aan continue vernieuwing van het onderwijs (aanbod). Bij een veranderlijke arbeidsmarkt past aandacht voor brede vaardigheden naast actuele vak- of domeinkennis. De samenleving en arbeidsmarkt veranderen snel. De aansluiting van het hoger onderwijs daarop is en blijft van cruciaal belang. Daarmee neemt het belang aan brede vaardigheden toe en verandert de gevraagde vakspecifieke kennis in hoog tempo. Dat vraagt van hogeronderwijsinstellingen dat ze in samenwerking met elkaar en in dialoog met maatschappelijke partners, blijven werken aan vernieuwing van het onderwijsaanbod. Over vier jaar is er een betere balans tussen de behoefte van de samenleving en dat wat instellingen te bieden hebben.
Sluit aan op trends:
- Nederlandse studenten zijn vaardig en hun aansluiting op de arbeidsmarkt is op dit moment goed. De arbeidsmarkt is echter zeer dynamisch met veel veranderingen in banen en taken.
- Bij een aantal opleidingen hebben studenten een minder sterke positie op de arbeidsmarkt. In andere vakgebieden zijn er te weinig studenten voor de vraag van de arbeidsmarkt.
- De veranderende arbeidsmarkt vraagt een adaptiever aanbod van het hoger onderwijs, gericht op brede vaardigheden.
Maatregelen die in gang worden gezet, zijn onder andere (p. 9):
- Voor de aansluiting van opleidingen of samenhangende disciplines in het Nederlandse hoger onderwijs op de arbeidsmarktvraag en maatschappelijke doelen is continu aandacht nodig. De strategische samenwerking door middel van sectorplannen of door sectorale verkenningen wordt krachtig voortgezet. In deze sectorplannen vindt op elkaar afgestemde prioritering van onderwijs en onderzoek plaats. Betrokkenheid van het werkveld en maatschappelijke partners is hier onderdeel van.
- Om in het hoger beroepsonderwijs te komen tot een goed masteraanbod is het van belang dat het aanbod aansluit bij behoefte van arbeidsmarkt en samenleving en onderscheidend is van het bestaande aanbod. De Vereniging Hogescholen zal een gezamenlijk plan opstellen voor een goed masteraanbod, met professionele masters.
Ambitie 4. Regionale verankering en internationale samenwerking
Meer samenwerking zal leiden tot meer synergie en minder onnodige onderlinge competitie en verdringing. Dat zal de druk in het hoger onderwijs en onderzoek verlagen. Meer samenwerking, ook binnen Europa, en bundeling van krachten, zijn nodig om bij te dragen aan de regionale samenleving en economie en om mee kunnen doen met de wereldtop van onderwijs en onderzoek. Hogescholen dienen in de gelegenheid te worden gesteld om het praktijkgerichte onderzoek te versterken.
Sluit aan op trends:
- Er sprake is van toenemende werkdruk bij docenten en onderzoekers. Er is een hoge aanvraagdruk en men is tegelijkertijd belast met meer onderwijstaken door de stijgende studentenaantallen. Er is sprake van een dominante onderzoekscultuur op universiteiten.
- De verwevenheid van onderwijs en onderzoek staat onder druk, zeker in sommige disciplines met grote studentenaantallen.
- Het is een uitdaging voor Nederland om als kenniseconomie competitief te blijven in een globaliserende wereld waarin door een aantal landen fors extra wordt geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek.
- Op dit moment is er soms te weinig samenwerking of onnodige concurrentie tussen instellingen.
- Stedelijke regio’s zijn een belangrijke factor voor innovatie en economische groei. Hogescholen en universiteiten vervullen een sleutelrol in de regionale kennisinfrastructuur en dragen bij aan de profilering van de regio. De verwevenheid van onderzoek en onderwijs bevordert de kenniscirculatie.
- Tegelijkertijd staat deze verwevenheid onder druk en is de omvang van praktijkgericht onderzoek bij hogescholen nog beperkt.
- Om competitief te blijven is nationale en internationale, in het bijzonder Europese, samenwerking nodig. Nederland kent een open en excellent onderzoekssysteem dat in Europa goed scoort.
Hogescholen en universiteiten zijn steeds meer de spil in de regionale ecosystemen. De ambitie voor de komende vier jaar is dat deze positie verder wordt versterkt en uitgebouwd. Maatregelen die in gang worden gezet, zijn onder andere:
- Voor de regionale ecosystemen werken de hogescholen verder aan de uitbouw van praktijkgericht onderzoek en aan de uitbreiding van Centers of Expertise (CoE’ s). De hogescholen komen op uitnodiging van OCW met een voorstel voor een onderscheidende derde cyclus in het hbo, leidend tot een onderscheidende titel, zoals een professional doctorate.
De regionale samenwerking is ook vaak noodzakelijk om in de internationale top mee te kunnen doen. Het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek leveren op dit moment prestaties van wereldformaat. De inzet is om dit zo te houden en – waar mogelijk – te versterken. Gelet op de grote inspanningen in de VS en Azie, is krachtenbundeling op Europees niveau in toenemende mate van belang.
Maatregelen die in gang worden gezet, zijn onder andere (p. 9):
- Om aansluiting te houden bij de mondiale kennisvoorhoede, werken universiteiten, hogescholen en maatschappelijke partijen nauwer samen op het gebied van onderzoek, ook in EU-verband.
- Om het Nederlandse hoger onderwijs beter internationaal te positioneren, zal OCW met betrokken partijen een strategisch kennisbeleid opstellen.
Hoe kan “open” bijdragen aan realisatie van deze ambities?
In de agenda staat expliciet onder het hoofdstuk flexibiliteit het volgende geschreven over open leermaterialen (p. 68) (nadruk aangebracht door mij):
Digitale (open) leermaterialen
Docenten zijn beter in staat hun onderwijs te innoveren wanneer zij beschikken over een veelheid aan open toegankelijk digitaal leermateriaal. Het gaat dan om digitale, open leerboeken en instructievideo’s, maar ook om geavanceerde ICT zoals gaming, virtual reality, augmented reality en artificiële intelligentie. Door digitale leermaterialen in vakcommunity’s open te delen, kunnen docenten elkaars leermiddelen (deels) hergebruiken, en kunnen ze elkaar feedback geven en het materiaal zo verbeteren.
Ook voor de student die tijds- en plaatsonafhankelijk werkt is het een vereiste om gebruik te kunnen maken van digitale (open) leermaterialen. Daarbij is het wel belangrijk dat de digitale leermaterialen, onderwijsomgeving en websites voor alle studenten en medewerkers toegankelijk zijn, dus voldoen aan de richtlijnen en standaarden die daarvoor zijn ontworpen.
De ambitie uit de vorige strategische agenda om een significant aandeel open digitale leermiddelen te hebben in 2025, blijft staan. Zodat het delen en hergebruiken van leermaterialen gangbaar wordt onder docenten. Dit zal een effect hebben op de leermiddelenmarkt waarin commerciële uitgevers een belangrijke rol spelen.
→ Om het gebruik en hergebruik van digitale open leermaterialen te bevorderen, wordt het publiceren van leermaterialen met een open licentie een voorwaarde bij het toekennen van onderwijsbeurzen zoals de Comeniusbeurs. In de gevallen dat onderzoeksbeurzen van NWO en andere subsidies leiden tot concrete onderwijsmaterialen, verwacht OCW van onderzoekers en docenten dat ze ook deze leermaterialen met een open licentie publiceren. OCW gaat hierover met NWO in gesprek.
Een aantal opmerkingen bij de door mij vetgedrukte passages uit deze tekst.
- Delen en hergebruiken van leermaterialen in vakcommunity’s heeft meer effecten dan hier genoemd en kan daardoor bijdragen aan realiseren van meer ambities dan alleen flexibiliteit. Door dergelijke vakcommunity’s ook open te stellen voor professionals uit het werkveld en voor studenten kan worden bijgedragen aan een betere verbinding met de arbeidsmarkt, kunnen inzichten uit de praktijk sneller opgenomen worden in de leermaterialen en kan het bijdragen aan meer (regionale) samenwerking. Docenten kunnen via de vakcommunity eenvoudig “meekijken in de keuken” van andere instellingen. Betrekken van studenten in de vakcommunity kan leiden tot co-creatie van leermaterialen, als vorm van open pedagogy. Bij deze laatste didactische werkvorm gaat openheid verder dan alleen delen en hergebruiken van open leermaterialen. Zie de thema-uitgave hierover die einde 2019 door de SIG Open Education is gepubliceerd. Deze aanpak adresseert mede talenten van studenten in de opleiding en kan daarbij bijdragen aan meer studentsucces.
- Hoewel niet expliciet vermeld in de passage over toegankelijkheid wordt daar volgens mij gewezen op toegankelijkheid door studenten en medewerkers met een beperking. Dat sluit mooi aan bij de Recommendation van UNESCO. Wat wel ontbreekt in de agenda zijn maatregelen die daadwerkelijk leiden tot deze gewenste toestand.
Andere potentiële bijdragen van “open” aan de ambities zijn:
- Door bevorderen van open delen en hergebruiken van leermaterialen zijn meer leermaterialen beschikbaar in meer diverse vormen. Hierdoor wordt aansluiten op talenten van de student beter mogelijk (flexibiliteit).
- Open cursussen voor studiekiezers kunnen een beter beeld geven aan toekomstige studenten, wat studentsucces positief kan beïnvloeden.
- Beschouw Open Science en Open Education als meer verbonden entiteiten. Hierin past ook dat open delen van leermaterialen gewaardeerd kan worden, bijvoorbeeld als element in het anders waarderen van academisch talent (zie de position paper Recognize and Reward van de VSNU). In een eerdere blogpost staan enkele kanttekeningen benoemd voor een meer samengaan van Open Science en Open Education initiatieven, naar aanleiding van de lancering van Plan S.
- Publiceren van (onderzoeks)resultaten in open online cursussen kan bijdragen aan zowel ambitie 3 als ambitie 4. Een dergelijke online cursus kan worden beschouwd als meer toegankelijk krijgen van resultaten voor een breder publiek dan alleen de vakgenoten.
- Publiceren van open online cursussen is een vorm van realisatie van laagdrempelig tijd- en plaatsonafhankelijk aanbod voor werkenden (ambitie “flexibiliteit”).
Opvallend is dat de in de vorige strategische agenda genoemde ambitie betreffende Massive Open Online Courses (MOOC’s) niet meer genoemd wordt (“Daarnaast worden instellingen opgeroepen om elkaars MOOC’s te erkennen”). Sterker: waar MOOC(‘s) in de vorige agenda 9x werd genoemd is het als term volledig verdwenen uit deze agenda. Wellicht heeft dit te maken met het steeds geslotener worden van MOOC’s. Bijvoorbeeld: de meeste MOOC’s op de drie grootste platformen (Coursera, EdX en Futurelearn) hebben alleen de content nog vrij beschikbaar (en vaak nog met beperkingen, zoals beschikbaar voor beperkte tijd). In een aparte blogpost wil ik hier wat dieper op ingaan. De agenda benoemt open leermaterialen, en MOOC’s zouden kunnen worden opgevat als een vorm daarvan. In deze agenda zijn open leermaterialen vooral benoemd als (half)producten voor docenten (delen en hergebruiken), maar voor onderwijs en zelfstudie is meer nodig, zoals: structuur in de leermaterialen, interactiviteit en feedback. Open cursussen kunnen hiervoor zorgen.
De ambities in deze agenda vormen mede input voor de activiteiten die de zone “Naar digitale (open) leermaterialen” gaat oppakken. Zo zal onder andere gewerkt worden aan realisatie van een digitale infrastructuur voor delen, zoeken en vinden van open en niet-open leermaterialen en aan ondersteuning voor docenten en studenten bij het inzetten van (open) digitaal leermateriaal vanuit de onderwijsvisie van de docent.