Dubai Declaration on OER

Onlangs publiceerde UNESCO de Dubai Declaration on Open Educational Resources (OER). Deze verklaring is het resultaat van de 3rd UNESCO World OER Congress, dat op 19 en 20 november 2024 in Dubai werd gehouden. In deze blog beschrijf ik de voorgeschiedenis van dit congres en de inhoud van de Declaration.

Voorgeschiedenis: UNESCO World OER congressen

Al sinds de start van de wereldwijde OER-beweging in 2001 (h)erkende UNESCO de potentie van OER voor het bereiken van haar doelen. Toen de Millennium Goals en nu, sinds 2015, de Sustainable Development Goals (SDG’s). In 2012 organiseerde UNESCO, in samenwerking met de Commonwealth of Learning (COL), het 1st World OER Congress in Parijs. Dit congres diende vooral voor het kweken van bewustzijn voor OER en haar potentie, bij overheden wereldwijd. Het congres leverde de Paris OER Declaration als resultaat. In deze declaration staat een aantal aanbevelingen voor de lidstaten om te komen tot breder bewustzijn over en adoptie van OER.

Om een boost te geven aan de uitvoering van de aanbevelingen werd in 2017 in Ljubljana het 2nd World OER Congress georganiseerd. Vooraf aan en tijdens dat congres is gewerkt aan een volgende publicatie, het Ljubljana OER Action Plan. Dit plan benoemt activiteiten die overheden kunnen nemen om toe te werken naar mainstream maken van OER. Dat is een situatie waarbij OER is ingebed in onderwijsbeleid en -praktijk, in alle onderwijssectoren en bij leven lang leren. Ik heb daar indertijd een verslag over gemaakt.

Dit actieplan was een aanloop die uiteindelijk leidde tot de UNESCO Recommendation on OER, gepubliceerd in 2019 en unaniem ondertekend door alle UNESCO lidstaten. In deze Recommendation zijn vijf actielijnen beschreven. Door ondertekening committeerden de lidstaten zich hier uitvoering aan te geven. Periodiek rapporteren ze hun voortgang hierin aan UNESCO. Meer details zijn te vinden in een blog die ik daar toen over heb geschreven.

Met name door de opkomst van Artificial Intelligence en haar potentiële impact op de actielijnen van de Recommendation is vorig jaar het 3rd UNESCO World OER Congress georganiseerd. In het voorwoord van de Dubai Declaration is de aanleiding en het doel van dit congres als volgt beschreven:

The use of emerging technologies and artificial intelligence (AI) tools by the public is increasing at a rapid speed. To ensure AI systems are transparent and can be replicated and critiqued, the public requires AI infrastructure based on open-source software and openly licensed content. The advancement of generative AI has fostered significant debates about the new ways in which content and data can be scraped, created, used, reused and shared.

In the legal field, there have been intensive discussions on the status of creative works generated through AI, such as: whether using all-rights-reserved copyrighted content to train AI models is fair use / fair dealing; the legality of using both copyrighted and open content to train AI models; whether preference signals might empower creators to tell AI systems what they can and cannot do with their works; and the relevance of current open licences in light of the challenges presented to content creators.

To examine mechanisms for optimizing openly licensed learning content to address the challenges and opportunities posed by emerging technologies and AI, UNESCO organized the 3rd World Open Educational Resources Congress: “Digital Public Goods: Open Solutions and AI for Inclusive Access to Knowledge.”

Inhoud van de Dubai Declaration on OER

De Declaration bevat een aantal generieke aanbevelingen over het gebruiken van nieuwe technologieën, met name AI, bij creatie en gebruik van OER en, per actielijn van de Recommendation, een aantal meer specifieke aanbevelingen. Het doel hiervan is te komen tot meer en betere implementatie van de Recommendation uit 2019, wereldwijd.

Generieke aanbevelingen

  • AI kan helpen bij het vinden, cureren, vertalen en indexeren van OER.
  • Decentrale en veilige digitale grootboeksystemen (bijvoorbeeld blockchain) kunnen de herkomst, integriteit en rechtmatig gebruik van OER waarborgen.
  • Duidelijke richtlijnen en beleid zijn nodig om rechten van makers te beschermen en gebruik van innovatieve technologie te bevorderen.
  • Het Global Digital Compact en UNESCO’s ROAM-X-principes bieden een inclusief en rechtvaardig beleidskader voor OER.
  • De principes van transparantie, kennisdeling en mensgerichte technologie zijn essentieel voor de implementatie van deze aanbevelingen.

Capacity Building

Onder Capacity Building wordt verstaan dat voldoende kennis over en middelen voor adoptie van maken, delen, hergebruiken en verspreiding van OER en gebruik van open licenties beschikbaar is.

Er is behoefte aan digitale vaardigheden die passen bij het doel om verantwoord gebruik, creatie en publicatie van content met opkomende technologieën, zoals generatieve AI, te bevorderen. Alle betrokken partijen moeten aandacht besteden aan digitale rechten, zoals het minimaliseren van het verzamelen en verwerken van gebruikersgegevens, het beschermen van privacy en het waarborgen van correcte Open Educational Resources (OER) zonder desinformatie, zowel met als zonder AI-tools. Transparantie en betrouwbaarheid in AI-ontwikkeling zijn essentieel, waarbij de privacy en veiligheid van lerenden worden gewaarborgd en educatieve data niet wordt gemonetariseerd. Het betrekken van docenten, leerlingen en community’s bij de ontwikkeling en implementatie van AI en OER is cruciaal.

Aanbevolen acties:

  • Permanente professionele ontwikkeling voor contentmakers en ontwikkelaars over generatieve AI en open licenties.
  • Het bevorderen van inclusieve en contextspecifieke digitale geletterdheid om verantwoord gebruik van AI in OER te stimuleren.
  • Ontwikkeling van technologieën die bijdragen aan betere beschrijving en vindbaarheid van OER, met aandacht voor databescherming en interoperabiliteit.
  • Stimuleren van digitale ondertekening van OER om hergebruik in open AI-modellen te vergemakkelijken.
  • Implementatie van ethische strategieën die toegankelijk, inclusief en in lijn met mensenrechten zijn om gebruikersgegevens en auteursrechten te beschermen.

Ontwikkelen van ondersteunend beleid

Het beschermen van intellectuele eigendomsrechten (IPR) is essentieel voor duurzame licentiemodellen en ondersteunend beleid rondom Open Educational Resources (OER) en andere typen open artefacten. Duidelijke richtlijnen zijn nodig om nieuwe technologieën inzichtelijk te maken en verbanden te leggen tussen verschillende open oplossingen, zoals OER, Open Access, Open Science, Open Data en Free and Open Source Software (FOSS).

Aanbevolen acties:

  • AI-platforms aansporen om licenties en auteurschap van open content te erkennen en respecteren, en open licenties in hun gebruiksvoorwaarden op te nemen.
  • Ervoor zorgen dat bij training van AI-modellen rekening wordt gehouden met open licenties en dat correcte attribution van zowel invoer als gegenereerde inhoud gegarandeerd wordt.
  • Gebruik van machine-leesbare licenties in metadata stimuleren om correcte attribution van AI-training en output te waarborgen.
  • Onderzoek ondersteunen naar geavanceerde systemen die het gebruik en hergebruik van OER kunnen traceren.

Zorgen voor effectief, inclusief en voor iedereen gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige OER

Opkomende technologieën kunnen bijdragen aan inclusieve en eerlijke toegang tot kwalitatieve OER. AI-gebaseerde tools zoals tekst-naar-spraak en automatische vertaling kunnen OER toegankelijker maken, vooral in omgevingen met lage bandbreedte. Decentrale en veilige digitale grootboeksystemen kunnen wereldwijd transparant en toegankelijk delen van OER ondersteunen, terwijl intellectuele eigendomsrechten worden gerespecteerd.

Aanbevolen acties:

  • Ontwikkeling van AI-gestuurde OER die toegankelijk zijn in omgevingen met lage bandbreedte en voor kwetsbare groepen, met aandacht voor privacy en databescherming.
  • Integratie van machine-leesbare licenties en digitale identificatoren in OER-productiecriteria om auteurschap te verifiëren en misinformatie tegen te gaan.
  • Ondersteunen van vertaling en aanpassing van OER in meerdere talen met AI-technologieën, met aandacht voor kwaliteit en culturele relevantie.
  • Stimuleren van open ecosystemen en publiek-private samenwerkingen die digitale publieke goederen en open oplossingen bevorderen, met naleving van openheidsprincipes.

Bevorderen van het creëren van modellen voor duurzame beschikbaarheid van OER

Het bevorderen van duurzame milieuvriendelijke benaderingen bij de ontwikkeling en inzet van OER kan het energieverbruik en de CO₂-uitstoot verminderen. Duurzaamheidskaders zijn essentieel voor de lange termijn levensvatbaarheid van OER. Deze kaders moeten interoperabiliteit, financiering, bescherming van intellectuele eigendomsrechten en duurzame praktijken adresseren. Door wereldwijde normen voor toegankelijkheid te volgen en verantwoord handelen te stimuleren, kunnen belanghebbenden bijdragen aan een inclusieve, duurzame en ethisch verantwoorde ontwikkeling van OER.

Aanbevolen acties:

  • Zorgen voor interoperabiliteit, bescherming van intellectuele eigendomsrechten en duurzame ontwikkeling van OER volgens de ROAM-X-principes (mensenrechten, openheid, toegankelijkheid, multi-stakeholderparticipatie en inclusie, met name gendergelijkheid).
  • Stimuleren van milieuvriendelijke praktijken, zoals groene ICT, om energieverbruik en CO₂-uitstoot te minimaliseren en AI alleen te gebruiken wanneer nodig.
  • Bevorderen van transparant bestuur, publieke rapportage en regelmatige audits binnen het OER-ecosysteem om vertrouwen te versterken.
  • Ondersteunen van open ecosystemen en publiek-private samenwerkingen voor de ontwikkeling van digitale publieke goederen en open kennisbeheer, inclusief innovatieve OER-initiatieven met opkomende technologieën zoals AI.

Bevordering en facilitering van internationale samenwerking

Samenwerking op regionaal en internationaal niveau zijn essentieel om OER-initiatieven effectief te laten profiteren van opkomende technologieën, zoals AI. Hierbij is speciale aandacht nodig voor kwesties zoals genderbias.

Aanbevolen acties:

  • Streven naar regionale en internationale netwerken om samenwerking te bevorderen en OER-ontwikkeling met AI vanuit community’s te ondersteunen, met een mensgerichte benadering van technologie.
  • Mechanismen ontwikkelen om samen te werken met de open gemeenschap en juridische experts over open licenties en intellectueel eigendomsrecht, zodat AI-technologieën voldoen aan veranderende wetgeving en diverse belangen behartigen.
  • Ondersteunen van samenwerking tussen onderzoeks- en ontwikkelingscentra om verantwoorde AI-kaders te bevorderen en training te bieden over nieuwe technologieën voor OER.
  • Stimuleren van samenwerkingskaders zodat OER-platforms auteurschap correct erkennen en richtlijnen opstellen voor het gebruik en de verwerking van content, inclusief AI-training.
  • Ontwikkelen van AI-gestuurde platforms waar belanghebbenden gezamenlijk OER kunnen creëren en aanpassen, in overeenstemming met de Recommendation on OER.

Reflectie

In de Declaration valt mij een aantal zaken op

  • Veel van de actiepunten zijn onverkort van toepassing buiten de context van AI en nieuwe technologieën. Voorbeelden daarvan zijn correcte attribution en zorgen voor goed toegankelijke en inclusieve OER.
  • De koppeling met AI had wat mij betreft op punten wat concreter mogen zijn. Nu worden vaak alleen aandachtspunten benoemd (“Let erop dat, als je AI gebruikt bij…, dat….”) of een mogelijke potentie beschreven, maar een indicatie van hoe dat dan bereikt kan worden ontbreekt.
  • Bij de verduurzaming wordt vooral ingegaan op de milieuvriendelijke aspecten van inzetten van AI, maar niet op (bijvoorbeeld) hoe AI kan bijdragen aan duurzame adoptie van OER, in de betekenis van ervoor zorgen dat OER een blijvende waarde behoudt (bijvoorbeeld door regelmatige actualisering ervan).

De Declaration kan een handvat bieden bij activiteiten waar met name AI een rol speelt of moet gaan spelen rond adoptie van OER, in alle onderwijssectoren. Het is een mooie aanvulling op de UNESCO Recommendation. Vanwege de sterke koppeling tussen beide genoemde documenten denk ik dat het goed is om beide documenten naast elkaar te gebruiken in de praktijk.

Disclaimer

Bij het schrijven van deze blogpost is gebruik gemaakt van ChatGPT-4t voor het vertalen en samenvatten van delen van de Dubai Declaration. Het door ChatGPT gegenereerde resultaat is door mij aangepast voor verduidelijking en voor aanbrengen van meer details.

 

UNESCO Draft Recommendation on Open Science

In the UNESCO General Conference of November 2019 a Recommendation on OER was accepted by the Member States. In the same conference, it was decided to prepare “an international standard-setting instrument on Open Science, in the form of a recommendation”. A Draft Version of this Recommendation was recently published. The Draft proposes a definition of Open Science, its objectives, a framework of shared values and principles, as well as an analysis of work that needs to be done before societies can benefit from the vast potential of Open Science.

In a previous blog I have explained the different instruments UNESCO distinguishes between. A Recommendation is the instrument with the least non-committal approach to compliance for a government that has signed it.

What is the content of the Draft recommendation?

In a preliminary report fo this Draft, the following abstract can be found (emphasis added by me).

This first draft Recommendation on Open Science defines shared values and principles for Open Science, and identifies concrete actions to:

  • facilitate a more equitable, transparent and democratie production, dissemination and uptake of scientific knowledge around the world;
  • bring science closer to society;
  • contribute to closing the gaps in science, technology and innovation existing between and within countries.

It sets a common international policy framework for Open Science, reinforcing the human right to science and science as a global public good. While outlining its key objectives and elements, Open Science is defined as an umbrella concept that combines various movements and practices aiming to:

  • make scientific knowledge, methods, data and evidence freely available and accessible for everyone;
  • increase scientific collaborations and sharing of information for the benefits of science and society, and
  • open the process of scientific knowledge creation and circulation to societal actors beyond the institutionalized scientific community.

This first draft Recommendation argues that the scientific outputs should be as open as possible, and only as closed as necessary, mindful of the issues relating to security, privacy and respect for subjects of study.

The text identifies the richness of Open Science actors acknowledging their respective benefits from and responsibilities in the transition to Open Science. It also calls for equity and inclusion in ail stages of the scientific process and fair and equitable sharing of benefits from the outputs of science.

Finally, the first draft Recommendation spells out a number of recommendations to the Member States in the following key areas of action:

  • promoting a common understanding of Open Science;
  • developing an enabling policy environment for Open Science;
  • investing in Open Science infrastructures, services and capacity building for Open Science;
  • transforming scientific culture and aligning incentives for Open Science;
  • promoting innovative approaches for Open Science at different stages of the scientific process, and
  • promoting international cooperation on Open Science.

The text makes it clear that while paths towards Open Science may differ in different parts of the world, reflecting the specific Science, Technology and Innovation situations and capacity, Open Science requires a profound change in the scientific culture across the borders, moving from competition to collaboration and from having to sharing.

Some backgrounds

Comparing these recommendations with those from the OER Recommendation, they have a large resemblance, although in the latter more emphasis was placed on cost effectiveness. This is not surprising, looking at the description of Open Science in this Recommendation:

The term ‘Open Science’ refers to an umbrella concept that combines various movements and practices aiming to make scientific knowledge, methods, data and evidence freely available and accessible for everyone, increase scientific collaborations and sharing of information for the benefits of science and society, and open the process of scientific knowledge creation and circulation to societal actors beyond the institutionalized scientific community.

The following key elements are listed as comprising Open Science:

  • Open Access
  • Open Data
  • Open Source/Software and Open Hardware
  • Open Science Infrastructures
  • Open Evaluation
  • Open Educational Resources
  • Open Engagement of Societal Actors
  • Openness to Diversity of Knowledge
    • Openness to Indigenous Knowledge Systems
    • Openness to all Scholarly Knowledge and Inquiry

In the regional consultations, leading to this Draft, regional differences came to light in some specific priorities areas. Challenges were identified as prerequisites for a fair and just transition to Open Science. In Western Europe and North America, the need for aligning incentives for Open Science, including by reviewing the current systems of scientific evaluation and rewards based on the principles of Open Science, has been identified among the key priorities. Other priorities include the promotion of new generation of innovative collaborations, including with societal actors beyond the scientific community; respect for bibliodiversity; harmonization of data protection policies and investment in shared and coordinated open science infrastructures taking into account regional and disciplinary specificities. The current Recognition and Rewards initiative in Dutch Research Universities fits in perfectly when being involved with Open Science becomes part of this.

UNESCO’s Member States are scheduled to adopt the final draft during their next General Conference in November 2021.

UNESCO and COVID-19

In the past weeks, UNESCO has been busy with several activities to support education in the current COVID-19 crisis, with a specific focus on OER and OEP (Open Educational Practices). They have collected everything on a website. This website is regularly updated. Some resources on this website I find worthwhile.

  • Overview of national platforms and tools. Contains among many other things links to available (national) repositories of OER and national and local support sites. (*)
  • Overview of distance learning solutions to facilitate student learning and provide social care and interaction during periods of school closure.
  • Webinars on the educational dimensions of the COVID-19 pandemic. Those webinars provide a venue for stakeholders working in education to share practices, ideas and resources about country responses to school closures and other challenges stemming from the global health crisis.

(*) In the overview, The Netherlands is missing. Some sources I would recommend to add to this overview:

Also, more information about the Global Education Coalition can be found. From their press release:

Multilateral partners, including the International Labor Organization, the UN High Commission for Refugees, The United Nations Children’s Fund (UNICEF), the World Health Organization, the World Bank, the World Food Programme and the International Telecommunication Union, as well as the Global Partnership for Education, Education Cannot Wait, the OIF (Organisation Internationale de la Francophonie) the Organization for Economic Cooperation and Development, and the Asian Development Bank have joined the Coalition, stressing the need for swift and coordinated support to countries in order to mitigate the adverse impacts of school closures, in particular for the most disadvantaged.

The private sector, including, Microsoft, GSMA, Weidong, Google, Facebook, Zoom, KPMG and Coursera have also joined the Coalition, contributing resources and their expertise around technology, notably connectivity, and capacity strengthening. Companies using learner and educational data have committed to uphold ethical standards.

Philanthropic and non-profit organizations, including Khan Academy, Dubai Cares, Profuturo and Sesame Street are also part of the Coalition, mobilizing their resources and services to support schools, teachers, parents and learners during this time of unparalleled educational disruption.

Media outlets are also invited to join the Coalition, as has done the BBC World Service as part of its commitment to supporting young people in lockdown across the globe. The BBC will be producing advice, stories, and media education materials to help isolated young people understand how the Coronavirus may affect them.

Their aim is:

Specifically, the Coalition aims to:

  • Help countries in mobilizing resources and implementing innovative and context-appropriate solutions to provide education remotely, leveraging hi-tech, low-tech and no-tech approaches
  • Seek equitable solutions and universal access
  • Ensure coordinated responses and avoid overlapping efforts
  • Facilitate the return of students to school when they reopen to avoid an upsurge in dropout rates

The involvement of the big (Ed)Tech companies in this coalition has raised some concerns (page 25-26). In his blog, Ben Janssen elaborates on this.

The UNESCO Institute for Information Technologies in Education (UNESCO IITE) and UNESCO International Research and Training Centre for Rural Education (UNESCO INRULED) have published a reportGuidance on Open Educational Practices during School Closures: Utilizing OER under COVID-19 Pandemic in line with UNESCO OER Recommendation. From the preface:

This publication is motivated and inspired by UNESCO OER Recommendations and the innovative experiences worldwide. It aims to show the implications of using Open Educational Practices (OEP) and Open Educational Resources (OER) on learning outcomes. Particularly, it describes, through illustrative examples, innovative approaches to using OEP and OER worldwide during COVID-19 outbreak.

The report can be used as a source of inspiration of how OER and OEP can create online and blended learning experiences. It provides an introduction in both elements, using the Recommendation on OER as structuring framework.

 

UNESCO Recommendation on OER


This post is also available in Dutch.

At the end of November, UNESCO’s General Conference adopted the Recommendation on OER. This was the result of more than five years of work, starting from the Paris OER Declaration of 2012, with the 2nd World Congress on OER in 2017 in Ljubljana as an intermediate stage, where an Action Plan on OER was adopted (see the blog I wrote about it at the time). At the OEGlobal Conference in Milan, Mitja Jermol (UNESCO Chair in Slovenia and closely involved in drawing up the Recommendation) gave a hint of what such a process looks like (video).

What is a UNESCO Recommendation?

On the UNESCO website you can find which instruments UNESCO distinguishes between. Although it can be found there that one instrument is not superior to another, there are essential differences between (the impact of) a Declaration and a Recommendation (emphasis added by me):

  • “Recommendations are intended to influence the development of national laws and practices.”
  • “(A declaration) set forth universal principles to which the community of States wished to attribute the greatest possible authority and to afford the broadest possible support.”

A country that has signed the OER Recommendation is also commended to report periodically on the progress it has made in implementing the Recommendation:

(The General Conference) decides that the periodicity of the reports of Member States on the measures taken by them to implement the Recommendation concerning Open Educational Resources (OER) will be every four years;

There was no such obligation in the Paris OER Declaration, which gave that instrument a somewhat more non-committal approach to compliance.

The overview of UNESCO Recommendations (updated to the previous General Conference in 2017) shows that the Recommendation on OER is the 35th since UNESCO was founded (the first is from 1956) and the 9th that deals with education (the first is from 1960). This illustrates the importance that UNESCO attaches to the large-scale adoption of OER, particularly as one of the means of achieving Sustainable Development Goal 4 (ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all). The Recommendation is intended for all educational sectors, not just higher education.

The text of the Recommendation currently available is a Draft version of 8 October. This text was adopted unanimously at the General Conference. The final text therefore does not deviate (to my knowledge) from this Draft and will soon be available on the UNESCO website.

What is the content of the Recommendation?

The Recommendation aims at:

  • Achieving sustained investment and educational actions by governments and other key education stakeholders, as appropriate, in the creation, curation, regular updating, ensuring inclusive and equitable access, and effective use of high quality educational and research materials and programmes of study.

  • Through the application of open licences to educational materials achieving more cost-effective creation, access, re-use, re-purpose, adaptation, redistribution, curation, and quality assurance of those materials.

  • Through judicious application of OER, in combination with appropriate pedagogical methodologies, well-designed learning objects and the diversity of learning activities, a broader range of innovative pedagogical options are available to engage both instructors and learners to become more active participants in educational processes and creators of content as members of diverse and inclusive Knowledge Societies.

  • Achieving regional and global collaboration and advocacy in the creation, access, re-use, re-purpose, adaptation, redistribution and evaluation of OER can enable governments and education providers to evaluate the quality of the open access content and to optimise their own investments in educational and research content creation, as well as ICT infrastructure and curation, in ways that will enable them to meet their defined national educational policy priorities more cost-effectively and sustainably.

These goals also address the question: why should efforts be made to increase the adoption of OER? How do OER contribute to the realisation of SDG 4? The added value of OER is not only making education more accessible by lowering financial thresholds and taking account of people with disabilities, but the use of OER in teaching and learning situations also leads to a richer learning environment due to the greater availability of learning materials on which a user can exercise the 5R rights. In addition, these objectives emphasise the importance of collaboration between stakeholders.

In order to achieve these goals, five action lines have been defined:

  1. Capacity building: ensuring that sufficient knowledge about and resources for the adoption of making, sharing, reuse, and dissemination of OER and the use of open licences are available.
  2. Developing supportive policy: encouraging governments, authoritative educational institutions (for example in the Netherlands VSNU, VH, SURF, and Kennisnet) and educational institutions to adopt regulatory frameworks to support open licensing of publicly funded educational and research materials, develop strategies to enable use and adaptation of OER in support of high quality, inclusive education and lifelong learning for all, supported by relevant research in the area.
  3. Effective, inclusive and equitable access to quality OER: supporting the adoption of strategies and programmes including through relevant technology solutions that ensure OER in any medium are shared in open formats and standards to maximize equitable access, co-creation, curation, and searchability, including for those from vulnerable groups and persons with disabilities
  4. Nurturing the creation of sustainability models for OER: supporting and encouraging the creation of sustainability models for OER at national, regional and institutional levels, and the planning and pilot testing of new sustainable forms of education and learning.
  5. Fostering and facilitating international cooperation: supporting international cooperation between stakeholders to minimize unnecessary duplication in OER development investments and to develop a global pool of culturally diverse, locally relevant, gender-sensitive, accessible, educational materials in multiple languages and formats.

The Recommendation also contains statements on the monitoring of activities undertaken by governments to implement the action lines: measuring the effectiveness and efficiency of OER policy, collecting and disseminating good practices, innovations, and research reports on the application of OER and their consequences, and developing strategies for monitoring the effectiveness of OER in education and the long-term financial efficiency of OER. As already mentioned, governments are required to report periodically on the results of these monitoring activities.

What does this mean for education in the Netherlands?

At first sight, the Recommendation seems to lead mainly to activities for the government. However, I think that this document should also (and perhaps especially) be fleshed out from the bottom up. Stakeholders such as VSNU, VH, SURF, and Kennisnet, as well as individual educational institutions in all educational sectors, could consider:

  • Develop a vision of the adoption of OER in their context. This vision should make statements not only about open sharing of learning resources, but also about their reuse. Such a vision cannot be considered in isolation from a broader vision on education, so the role OER can play in the educational context also becomes clear.
  • Translating the vision into a policy on the adoption of OER. A study (publication and report (in Dutch)) that Ben Janssen and I carried out in the higher education sector revealed that there are a number of issues that need to be addressed: increasing awareness among instructors, ensuring that there is sufficient time available, safe room for experimentation, sufficient knowledge about OER, and support (in the areas of copyright, educational technology, and ICT).
  • Encourage collaboration with other institutions. That does not necessarily have to be done internationally (as described in the last action line). Not only can collaboration ultimately lead to more efficient processes for creating and reusing OER, but by working together with several institutions it becomes a means of learning about each others educational practices, which can be at least as valuable.
  • Encourage initiatives that are already being undertaken from the bottom up, for example by providing time and support. This can be done in parallel with the more policy-oriented activities mentioned above.
  • Facilitate research into how OER initiatives can ultimately be made sustainable (i.e. independent of initial project subsidies) within an institution.

Availability of learning materials, both open and closed, is less of an issue in the Dutch context than, for example, in large parts of the Global South. However, there seems to be less attention for adapting these learning materials for people with disabilities. For example, a random search in the Wikiwijs database reveals that most of the materials I find there do not offer facilities to support visually impaired people. Adoption of OER by instructors will, however, be encouraged when the role OER can play in realising their vision of education is clear. The “what’s in it for me” question will then be addressed. The aforementioned research by Ben Janssen and myself suggested that that question should be clear for instructors for successful adoption of OER.

Many tools (toolkits, step-by-step plans) are already available to support these activities. At the national level, SURF has developed tools that can be used, and Kennisnet is working on something similar. UNESCO and the Commonwealth of Learning recently published a report Guidelines on the Development of Open Educational Resources Policies that contains concrete tools for formulating policy on OER (see an earlier blog post). Internationally, a coalition has been formed in which, for example, Creative Commons and the Open Education Global participate. This coalition aims to provide artifacts and services to support parties in implementing the Recommendation.

UNESCO Recommendation on OER

Deze blogpost is ook beschikbaar in Engels.

Eind november heeft de General Conference van UNESCO de Recommendation on OER aangenomen. Dit was het resultaat van meer dan vijf jaar werk, startend vanuit de Paris OER Declaration uit 2012, met als tussenstation het 2nd World Congress on OER in 2017 in Ljubljana waar een Action Plan on OER werd aangenomen (zie de blog die ik daar toen over schreef). Mitja Jermol (UNESCO Chair in Slovenië en nauw betrokken bij de totstandkoming van de Recommendation) lichtte tijdens de OEGlobal Conference in Milaan een tipje van de sluier op over hoe een dergelijk proces eruit ziet (video).

Wat is een UNESCO Recommendation?

Op de website van UNESCO is te vinden welke instrumenten UNESCO onderscheidt. Hoewel op die website te vinden is dat het ene instrument niet superieur is t.o.v. een andere, zijn er wel essentiële verschillen tussen met name (de impact van) een Declaration en een Recommendation (nadruk aangebracht door mij):

  • “Recommendations are intended to influence the development of national laws and practices.”
  • “(A declaration) set forth universal principles to which the community of States wished to attribute the greatest possible authority and to afford the broadest possible support.”

Een land dat de OER Recommendation heeft ondertekend heeft zich daarmee ook verplicht om periodiek vorderingen te melden die het heeft gemaakt op de implementatie van de Recommendation:

(The General Conference) decides that the periodicity of the reports of Member States on the measures taken by them to implement the Recommendation concerning Open Educational Resources (OER) will be every four years;

Een dergelijke verplichting ontbrak bij de Paris OER Declaration, hetgeen dat instrument wat meer vrijblijvendheid gaf aan de lidstaten wat betreft het navolgen ervan.

Uit het overzicht van Recommendations van UNESCO (bijgewerkt tot en met de vorige General Conference uit 2017) valt te halen dat de Recommendation on OER de 35e is sinds de oprichting van UNESCO (de eerste is uit 1956) en de 9e die over Education gaat (de eerste is uit 1960). Dit illustreert het belang dat UNESCO hecht aan grootschalige adoptie van OER, met name als één van de middelen om Sustainable Development Goal 4 (ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all) te realiseren. De Recommendation is bedoeld voor alle onderwijssectoren, niet alleen hoger onderwijs.

De tekst van de Recommendation die momenteel beschikbaar is is een Draft versie van 8 oktober. Deze tekst is unaniem aangenomen op de General Conference. De finale tekst wijkt daarom (bij mijn weten) niet af van deze Draft en zal eerdaags wel beschikbaar komen via de website van UNESCO.

Wat is de inhoud van de Recommendation?

De Recommendation heeft de volgende doelen:

  • Realiseren van duurzame investeringen en educatieve maatregelen door overheden en andere belangrijke stakeholders in onderwijs voor creatie, curatie, periodieke aanpassingen, verzekeren van inclusieve toegang tot en effectief gebruik van hoge kwaliteit onderwijs- en onderzoeksmaterialen en studieprogramma’s.

  • Door gebruik van open licenties voor leermaterialen realiseren van mogelijkheden om meer kosten-effectief creatie van, toegang tot, curatie , hergebruik, aanpassing, verspreiding van en kwaliteitsborging van deze leermaterialen te realiseren.

  • Door verstandig gebruik van OER, in combinatie met passende didactische en pedagogische methoden, goed ontworpen leerobjecten en diversiteit van leeractiviteiten, realiseren van een brede waaier van innovatieve pedagogische en didactische opties om zowel docenten als lerenden actiever te betrekken bij de onderwijsactiviteiten, en makers van content te worden in een diverse en inclusieve kennismaatschappij.

  • Realiseren van regionale en mondiale samenwerking en belangenbehartiging bij creatie van, toegang tot, curatie , hergebruik, aanpassing, verspreiding van, kwaliteitsborging en evalueren van OER, waardoor overheden en onderwijsaanbieders in staat zijn de kwaliteit van de open access content te beoordelen en hun eigen investeringen in het creëren van onderwijs- en onderzoekscontent, alsmede ICT-infrastructuur en curatie te optimaliseren op een manier die hen in staat stelt op een meer kosteneffectieve en duurzame wijze te voldoen aan de door hen vastgestelde nationale prioriteiten voor het onderwijsbeleid.

Deze doelen adresseren ook de vraag: waarom zou gestreefd moeten worden tot grotere adoptie van OER? Hoe dragen OER bij aan realiseren van SDG 4? De meerwaarde van OER is niet alleen het toegankelijker maken van onderwijs door verlagen van financiële drempels en rekening houden met mensen met een beperking, maar toepassing van OER in onderwijs- en leersituaties leidt ook tot een rijkere leeromgeving door de grotere beschikbaarheid van leermaterialen waarop een gebruiker de 5R rechten kan uitoefenen. Daarnaast benadrukken deze doelen het belang van samenwerking tussen stakeholders.

Om deze doelen te bereiken zijn vijf actielijnen gedefinieerd:

  1. Capacity building: ervoor zorgdragen dat voldoende kennis over en middelen voor adoptie van maken, delen, hergebruiken en verspreiding van OER en gebruik van open licenties beschikbaar is.
  2. Ontwikkelen van ondersteunend beleid: stimuleren van overheden, gezaghebbende instanties voor onderwijs (bijvoorbeeld in Nederland VSNU, VH, SURF en Kennisnet) en onderwijsinstellingen voor adoptie van kaders voor regelgeving ter ondersteuning van onder een open licentie beschikbaar stellen van door de overheid gefinancierd onderwijs- en onderzoeksmateriaal, ontwikkeling van strategieën om het gebruik en aanpassing van OER mogelijk te maken om daarmee hoogwaardig, inclusief onderwijs en leven lang leren voor iedereen te realiseren, ondersteund door relevant onderzoek op dit gebied.
  3. Zorgen voor effectief, inclusief en voor iedereen gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige OER: ondersteunen van adoptie van strategieën en programma’s, onder meer door middel van relevante technologie, die ervoor zorgen dat OER op elk medium in open formaten en standaarden worden gedeeld om een zo groot mogelijke voor iedereen gelijke toegang, co-creatie, curatie en doorzoekbaarheid te waarborgen, ook voor kwetsbare groepen en personen met een handicap.
  4. Bevorderen van het creëren van modellen voor duurzame beschikbaarheid van OER: ondersteunen en stimuleren van het creëren van modellen voor duurzame beschikbaarheid van OER op nationaal, regionaal en institutioneel niveau, en het plannen en testen van nieuwe duurzame vormen van onderwijs en leren.
  5. Bevordering en facilitering van internationale samenwerking: ondersteuning van internationale samenwerking tussen belanghebbenden om onnodige doublures bij investeringen in OER-ontwikkeling tot een minimum te beperken.

Tevens bevat de Recommendation uitspraken over monitoring van activiteiten die door overheden worden ondernomen om invulling aan de actielijnen te geven: meten van effectiviteit en efficiëntie van OER-beleid, verzamelen en verspreiden van good practices, innovaties en onderzoeksrapporten over toepassing van OER en de gevolgen daarvan, en ontwikkelen van strategieën voor toezicht op de effectiviteit van OER in het onderwijs en de financiële efficiëntie van OER op de lange termijn. Zoals eerder al vermeld zijn overheden gehouden aan het periodiek rapporteren van de resultaten van deze monitoring activiteiten.

Wat betekent dit voor het Nederlandse onderwijs?

Op het eerste gezicht lijkt de Recommendation vooral tot activiteiten voor de overheid te leiden. Ik denk echter dat ook (en misschien wel vooral) van onderaf invulling gegeven moet worden aan dit document. Stakeholders als VSNU, VH, SURF en Kennisnet en individuele onderwijsinstellingen in alle sectoren kunnen daarbij denken aan:

  • Ontwikkelen van een visie op adoptie van OER in hun context. Deze visie moet niet alleen uitspraken doen over open delen van leermaterialen, maar ook over hergebruik ervan. Een dergelijke visie kan ook niet los worden gezien van een bredere visie op onderwijs, waardoor de rol die OER kan spelen daarin ook duidelijk wordt.
  • Vertalen van de visie in een beleid op adoptie van OER. Uit een onderzoek (publicatie en rapport) dat Ben Janssen en ik in het hoger onderwijs hebben uitgevoerd kwam naar boven dat aandachtspunten daarbij zijn: zorgen voor grotere awareness onder docenten, borgen van voldoende beschikbare tijd, veilige experimenteerruimte, voldoende kennis over OER, ondersteuning (op gebied van auteursrecht, onderwijskundig en ICT).
  • Bevorder de samenwerking met andere instellingen. Dat hoeft niet per se internationaal (zoals in de laatste actielijn staat beschreven). Niet alleen kan samenwerking uiteindelijk leiden tot efficiëntere processen bij creatie en hergebruik van OER, maar door dit gezamenlijk met meerdere instellingen op te pakken wordt het een middel om ook bij elkaar in de keuken te kijken, wat tenminste zo waardevol kan zijn.
  • Stimuleer initiatieven die er nu al van onderaf worden ondernomen, bijvoorbeeld door te zorgen voor tijd en ondersteuning. Dat kan parallel aan de meer beleidsachtige activiteiten die hierboven staan genoemd.
  • Faciliteer onderzoek naar hoe OER initiatieven uiteindelijk duurzaam (lees: onafhankelijk van initiële projectsubsidies) kunnen worden gemaakt binnen een instelling.

Beschikbaarheid van leermaterialen, open danwel gesloten, is in de Nederlandse context minder een issue dan bijvoorbeeld in grote delen van de Global South. Aandacht voor aanpassing van die leermaterialen voor bijvoorbeeld mensen met een beperking lijkt er echter minder te zijn. Zo leert een willekeurige zoekactie in de database van Wikiwijs mij dat de meeste materialen die ik daar vind geen faciliteiten biedt om slechtzienden te ondersteunen. Adoptie van OER door docenten zal echter vooral gestimuleerd worden als de rol die het kan hebben bij het realiseren van zijn of haar visie op onderwijs duidelijk is. De “what’s in it for me”-vraag wordt daarmee dan geadresseerd. Het al eerder genoemde onderzoek van Ben Janssen en mij bracht naar voren dat die vraag beantwoord moet zijn voor docenten.

Er zijn al veel hulpmiddelen (toolkits, stappenplannen) beschikbaar om dit te ondersteunen. Op nationaal niveau heeft SURF instrumenten ontwikkeld waarmee aan de slag kan worden gegaan en is Kennisnet bezig met iets soortgelijks. UNESCO en de Commonwealth of Learning hebben onlangs een rapport Guidelines on the Development of Open Educational Resources Policies gepubliceerd dat concrete tools bevat om een beleid op OER te formuleren (zie een eerdere blogpost). Internationaal is er een coalitie gevormd waarin o.a. Creative Commons en de Open Education Global participeren. Deze coalitie streeft naar leveren van artefacten en services om partijen te ondersteunen bij het implementeren van de Recommendation.

OER and Inclusiveness: Are Expectations Fulfilled?

Photo by Baim Hanif on Unsplash(This blogpost is a co-production with Ben Janssen. A Dutch version of this post was published on SURFspace).
Sustainable Development Goal 4 of UNESCO reads “Ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all”. Open Educational Resources (OER) have the potential to contribute to this objective. But to what extent is this potential already being realised?
Last year, Ben Janssen and I undertook a study (commissioned by UNESCO) on the adoption of OER (including open online courses) in the sector “Technical and Vocational Education and Training” (TVET). Formulated by UNESCO (2015, p. 2): “TVET is understood to be integral to education and lifelong learning and to refer to all forms of learning of knowledge, skills and attitudes relating to the world of work. TVET comprises education, training and skills development activities relating to occupational fields, production and livelihoods. (…) TVET involves a wide variety of learning and skills development opportunities. It can take place at secondary, post-secondary and tertiary levels.”
In the figure below, areas encompassed by dotted lines are normally considered as TVET (Orr, 2017).

The Development Report 2018 of the Worldbank (2018) provides data about educational attainment of the world population in the age of 15-64 year. This allows TVET to be placed in a broader context. The next three figures illustrate the data.



From these graphs it can be concluded that of the people in the countries that are not considered to be “High Income” countries (“the rest of the world”), 90.2% does not have higher education. That is why education policy in many of these countries should focus mainly on TVET (upper secondary level).
In the research we found that stakeholders in the TVET sector attribute many opportunities to OER for improving the quality of education in TVET. However, these opinions contrast sharply with actual activities to increase the adoption of OER in TVET. The research also taught us that there are hardly any research reports and articles about adoption of OER in the TVET sector available in open access formats. We focused on English publications. To illustrate: the OER Knowledge Cloud database, which may be qualified as the source for international literature on OER available under open access, does not contain articles about TVET and OER, with the exception of studies into OER in Community Colleges in the USA.
At a global level, the picture is that most efforts for adoption of OER (both in terms of research and implementation) focus on higher education. However, these efforts address only 14.6% of the world’s population. We may assume that OER may make even more difference to achieve lower access barriers to quality education in the “rest of the world” than in the “High Income” countries. But only 9.8% of people are reached in those parts of the world when focusing on higher education. The Commonwealth of Learning is one of the few organizations that focus on the adoption of OER outside of higher education in that part of the world.
The theme of the 2nd OER World Congress in Ljubljana in September 2017 was “OER for Inclusive and Equitable Quality Education: From Commitment to Action“. However, if this “Action” does not focus much more than previously on sectors other than higher education, with a focus on the “rest of the world”, there is a real danger that OER will contribute to increasing the gap between the “Haves” and “Have-nots” instead of bridging this gap. And that is not the intention of the open world: reducing inclusive access to quality education instead of increasing it!
References
Orr, D. (2017). ICT for a Futureproof TVET. Opportunities and Challenges. Presentation at International Forum on ICT and Education 2030, 10-11 July 2017, Qingdao. https://www.slideshare.net/DominicOrr/ict-for-a-futureproof-tvet-opportunities-and-challenges
UNESCO (2015). Preliminary report accompanied by a first draft of the recommendation concerning technical and vocational education and training. Paris. Available at http://unesdoc.unesco.org/images/0022/002296/229649e.pdf
World Bank (2018). World Development Report 2018: Learning to Realize Education’s Promise. Washington, DC: World Bank. DOI:10.1596/978-1-4648-1096-1

Ljubljana OER Action Plan 2017, een analyse en beschouwing


In 2012 werd bij het 1e OER World Congress van UNESCO de Paris Declaration on OER opgesteld en gepubliceerd. In die Declaration worden overheden wereldwijd opgeroepen om leermaterialen die met publiek geld zijn gemaakt onder een open licentie beschikbaar te stellen voor iedereen en adoptie van OER te stimuleren.
In de vijf jaar die sindsdien zijn verstreken is vastgesteld dat mainstreaming OER, nodig om daarmee beter in staat te zijn de Sustainable Development Goal 4 “Ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all“ te realiseren, niet heeft plaatsgevonden. Onderzoek naar oorzaken daarvan leverde vijf barrières op:

  1. Beperkte vaardigheden van gebruikers en beperkingen in tools om OER te vinden, te gebruiken, te maken en te delen;
  2. Taal en cultuur issues;
  3. Beperkingen in inclusieve en gelijke toegang tot hoge kwaliteit OER;
  4. Te weinig zicht op (business) modellen om OER duurzaam te publiceren en gebruiken;
  5. Te weinig aandacht voor adoptie van OER in beleidsondersteuning.

Om die reden is gestreefd naar publiceren van een actieplan met aanbevelingen om deze barrières te slechten. Onder het motto “OER for Inclusive and Equitable Quality Education: From Commitment to Action” werd van 18 t/m 20 september in Ljubljana (Slovenië) het 2nd OER World Congress georganiseerd. Op dat congres is een concept actieplan gefinaliseerd, vastgesteld en goedgekeurd door de aanwezigen.
In het afgelopen jaar is hiervoor het volgende proces doorlopen:

  • Opstellen 1e draft van het document. Dit document was input voor:
  • 6 regional consultations waar de draft werd bediscussieerd en waarin voorstellen voor activiteiten voor het actieplan zijn gegenereerd. Dit leidde tot een 2e versie van een draft document.
  • In de maanden voorafgaand aan het congres was er voor iedere belangstellende de mogelijkheid online te amenderen. Dit leidde tot >100 voorstellen voor amendering. Deze zijn verwerkt in een 3e versie van het draft document.
  • Op het congres zijn de laatste amenderingen op de laatste versie van het draft document besproken in panelsessies. Dit heeft geleid tot een finale versie die door het congres met algemene stemmen is vastgesteld.
  • Er was ook een ministeriële sessie, waarin 20 ministers en staatssecretarissen zich bogen over het document om uiteindelijk te komen met een Ministerial Statement. In dit statement geven ze hun goedkeuring aan het Action Plan en roepen alle stakeholders op uitvoering te geven aan het Action Plan.

>> Download verslagen van de consultatiebijeenkomsten
>> Download Ljubljana OER Action Plan 2017
>> Download de Ministerial Statement

Dit Action Plan adresseert alle onderwijssectoren:

In order for OER to reach its full transformative potential for supporting the realization of SDG 4, OER needs to be more integrally a part of educational policies and practices from early childhood education to post-secondary and higher education and lifelong learning. Mainstreaming OER-based content will depend upon a commitment to openness and access of OER educational content by learners, educators, institutions and governments, and also requires that other pre-conditions to quality education are in place.

En de aanbevelingen gelden voor een veelheid aan stakeholders:

The stakeholders addressed in this document are educators, teacher trainers, librarians, learners, parents, educational policy makers (at both the governmental and institutional level), teacher and other professional associations, student associations, teacher and student unions as well as other members of civil society, and intergovernmental organizations and funding bodies. Support of decision makers at governmental and institutional levels is essential for the realization of the Ljubljana OER Action Plan. Multiple stakeholder’s support for the actions is also crucial for the implementation of the proposed actions.

Niet alle aanbevelingen zijn voor alle stakeholders en alle sectoren even toepasbaar. Voor het hoger onderwijs in Nederland, met inachtneming van wat er al gebeurt in Nederland rond adoptie van OER, zijn de volgende aanbevelingen van belang. De toewijzing naar stakeholders is deels mijn interpretatie; een dergelijke toewijzing is niet bij iedere aanbeveling geëxpliciteerd in het Action Plan.

  • Zorg voor aanbrengen van besef van OER en vaardigheden om met OER om te gaan in lerarenopleidingen, BKO-trajecten en opleidingen voor bibliotheekfuncties. Dit omvat onder meer kennis over hoe OER te vinden, aan te passen, onderhouden en delen, kennis over copyright-gerelateerde issues en digitale geletterdheid rond issues met betrekking tot security waar het ontwikkeling en gebruik van OER betreft.
  • Dissemineer onderzoeksresultaten naar OER voor creëren van good practices rond kosteneffectiviteit, duurzaamheid en tooling voor maken en delen van OER.
  • Organiseer ondersteuning bij vinden, maken en hergebruiken van OER.
  • Ondersteun en stimuleer ontstaan van effectieve peer netwerken (zoals vakcommunities) voor het delen van OER.
  • Zorg voor een systeem waarin maken, delen en hergebruiken van OER wordt erkend en beloond.
  • Houd bij maken en delen van OER rekening met issues als taal en cultuur. Dat geldt zeker als het aannemelijk is dat de OER wereldwijd gebruikt gaan worden, maar kan ook gelden voor gebruik in de eigen instelling, waar steeds meer studenten uit het buitenland instromen en studenten uit Nederland met een niet-Nederlandse afkomst.
  • Houd bij maken en delen van OER rekening met toegankelijkheid en inclusief gebruik. Denk bijvoorbeeld aan toegankelijkheid voor personen met een handicap.
  • Zorg voor systemen voor peer-review kwaliteitscontrole bij maken en aanpassen van OER. Maak dit systeem onderdeel van de reguliere kwaliteitssystemen in een instelling. Ontwikkel op nationaal en instellingsniveau standaarden en benchmarks voor de kwaliteitsborging van OER.
  • Onderzoek de invloed van OER op processen voor maken en gebruiken van hoge kwaliteit leermaterialen.
  • Onderzoek (business)modellen voor duurzaam delen en hergebruik van OER.
  • Ontwikkel beleid op nationaal en instellingsniveau om de acties te initiëren en stimuleren. Neem uitspraken over ondersteuning van een OER aanpak op in visie en missie van overheid en instellingen.

Beschouwing

Zoals eerder gemeld is het Action Plan bedoeld voor een brede waaier aan onderwijssectoren (inclusief non-formeel leren) en stakeholders. De mate van adoptie van OER in verschillende landen is ook heel divers. Bij sommige landen moet er nog een eerste besef van de mogelijkheden ontstaan, in andere landen (zoals Nederland) is men al veel verder. In die zin zal er niet één proces van implementatie van de aanbevelingen zijn. Het Action Plan laat zich daarom ook niet uit over een dergelijke implementatiestrategie, maar richt zich vooral op het realiseren van een solide basis die nodig is om te bereiken dat OER mainstream wordt.
OER wordt gezien als een belangrijk middel om te komen tot kwalitatief goed onderwijs met gelijke toegang tot middelen voor iedere wereldburger, zonder toegangsdrempels (zoals in de UNESCO SDG 4 is geformuleerd). De voorgestelde acties richten zich daarom op dat toegangsaspect en verhogen van de kwaliteit van onderwijs. Bij dat laatste wordt vooral ingestoken op de mogelijkheden van OER om te komen tot betere docenten en wordt er nauwelijks stilgestaan bij wat die docenten dan vervolgens met OER kunnen doen. Is dat een gemiste kans? Wellicht zal een aanpak die start met het laatste (kweken van interesse bij de docent door uit te gaan van zijn of haar specifieke onderwijscontext, zodat effecten van OER direct zichtbaar zijn) en dan de skills aanbrengen om OER daadwerkelijk te kunnen inzetten (waar de acties uit het actieplan zich op richten) een goede strategie zijn. Het Action Plan sluit die strategie overigens niet uit, maar benoemt die ook niet expliciet.
Het Action Plan gebruikt ook een strikte definitie van OER: vrije toegang en recht op aanpassen en hergebruiken van de materialen onder de voorwaarden van een open licentie. Er zijn echter vele online bronnen die vrij toegankelijk zijn, maar niet aan de voorwaarden van de open licentie voldoen. Hoewel ze niet aangepast mogen worden kunnen deze bronnen zinvol zijn in bepaalde contexten (bijvoorbeeld voor een self-learner). De meeste MOOC’s vallen bijvoorbeeld onder deze categorie. Bij de implementatie van de aanbevelingen zou aandacht voor dit onderscheid in contexten zinvol kunnen zijn, zodat as-is hergebruik van dergelijke bronnen meegenomen wordt.
Het plan benoemt wel de potentie van OER voor onderwijsprocessen en de voorwaarde van een goede didactiek om OER effectief te laten zijn:

OER’s transformative potential going forward – reinforced by the expansion of ICT and broadband infrastructure – broadens horizons for knowledge sharing and collaboration among educators, institutions and countries. If used effectively and supported by sound pedagogical practices, OER allow for the possibility to dramatically increase access to education through ICT, opening up opportunities to create and share a wider array of educational resources to accommodate a greater diversity of educator and learner needs. Increased online access to OER further promotes individualized study, which, when coupled with social networking and collaborative learning, fosters opportunities for pedagogical innovation and knowledge creation.

In die opvatting is mainstreaming OER een voorwaarde om deze onderwijstoepassingen mogelijk te maken om dan pas te kunnen denken aan zaken als Open Educational Practices en Open Pedagogy. En zoals eerder opgemerkt zijn lang niet alle landen al zover dat er zelfs maar een begin van mainstreaming van OER aan de gang is.
Naast een hoofdprogramma dat zich richtte op het finaliseren van het Action Plan, was er ook een nevenprogramma in Ljubljana. In één van de sessies in dat nevenprogramma werd de publicatie Cape Town + 10 (CPT+10) gelanceerd. De “+10” verwijst naar de 10 jaar die er zijn verstreken sinds in 2007 de Cape Town Declaration for Open Education werd gepubliceerd. Deze Declaration heeft als ondertitel “Unlocking the promise of open educational resources”. De Declaration is ontstaan vanuit een bottom-up aanpak en heeft als doel OER beter en meer toepasbaar te maken om daarmee te komen tot open(er) vormen van onderwijs. Momenteel hebben een kleine 2600 individuen en ongeveer 270 organisaties de Declaration ondertekend. In CPT+10 worden tien richtingen gesuggereerd om meer open(er) onderwijs te realiseren. De scope is dus breder dan alleen OER, overlapt deels met aanbevelingen uit het Action Plan en geeft handvatten om invulling te geven aan implementatie van de aanbevelingen uit het Action Plan.
Ik heb me beperkt tot het duiden van het plan voor het hoger onderwijs. Zoals vermeld gelden de aanbevelingen in het plan voor alle vormen van onderwijs (zeg maar van de wieg tot het graf, formeel en non-formeel). Omdat iedere onderwijssector haar eigen karakteristieken heeft zal het implementeren van de aanbevelingen maatwerk zijn per sector. En wellicht dat acties voor andere sectoren nog meer nodig zijn dan voor het hoger onderwijs. Ik denk dan met name aan het beroepsgerichte onderwijs, zowel regulier als non-formeel. Recent hebben Ben Janssen en ik, in opdracht van UNESCO, een onderzoek uitgevoerd naar de stand van zaken betreffende adoptie van OER in die sector. Uit dat onderzoek blijkt dat het belang van OER voor die sector wereldwijd hoog wordt geacht, maar dat daadwerkelijke activiteiten om adoptie van OER te realiseren nauwelijks van de grond komen of zelfs maar aandacht krijgen van overheden. In Ljubljana hebben we de voorlopige resultaten gepresenteerd in het nevenprogramma.
>> Slides presentatie OER in TVET
Om een en ander effectief en efficiënt te laten verlopen zou de overheid in dezen een regierol moeten voeren, zodat lessons learned uit één sector, indien toepasbaar, ook ter beschikking komen in andere sectoren. Maar daarnaast zijn ook instellingen aan zet om werk te maken van implementatie van de aanbevelingen.
Ter afsluiting een sfeerbeeld van het congres middels een (bijna onvermijdelijke) groepsfoto.

Regionale consultatie Europa voor 2e World Congress OER


Ter voorbereiding op het 2e World Congress on OER werd van 23-24 februari op Malta een Regional Consultation gehouden. “Regional” in UNESCO-termen betekent hier Europa. Eerder was er al een consultatie in Azië (resultaten hier en hier) en er volgen er nog in het Midden-Oosten & Noord-Afrika, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en de Pacific.
Het eerste World Congress on OER in 2012, Parijs leidde tot de Paris OER Declaration, waarin overheden zich committeerden om awareness rond OER te verhogen en gebruik ervan te stimuleren. Het thema van het 2e World Congress luidt: OER for Inclusive and Equitable Quality Education: From Commitment to Action. In dat thema is de UNESCO Sustainable Development Goal 4 terug te vinden “ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all“. Maar ook is daaruit af te lezen dat het tijd wordt voor actie om met name brede adoptie te realiseren, wil OER echt een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van die doelstelling in 2030.
In Malta waren ruim 60 personen aanwezig, variërend van ministers, beleidsmedewerkers van ministeries, NGO’s, UNESCO, Commonwealth of Learning en onderwijsinstellingen, tot docenten en onderzoekers uit een diversiteit aan Europese landen en enkele daarbuiten (Canada en Korea).

Enkele resultaten

Naast enkele algemene presentaties was de hoofdmoot van de bijeenkomst gereserveerd om in vijf subgroepen aanbevelingen voor acties te genereren rond vijf actielijnen:

  1. Capacity of users to access, re-use, and share OER
  2. Language and cultural barriers
  3. Ensuring inclusive and equitable access to quality content
  4. Changing business models
  5. Development of appropriate policy solutions

De focus lag op de Europese context en daarbinnen op alle formele onderwijssectoren (van PO t/m HO) en het levenlang leren domein. Stakeholders voor deze aanbevelingen zijn onder meer de Europese Commissie, nationale overheden, onderwijsinstellingen en docent-, student-, werkgevers-, werknemers- en ouderorganisaties.
Een aantal aanbevelingen werd door meerdere subgroepen genoemd:

  • Creëer beleid op OER op zowel nationaal als instellingsniveau. Help elkaar daarbij: doe tekstvoorstellen aan overheden, maak gebruik van wat er al aanwezig is aan beleidsdocumenten en toolkits (zie bijvoorbeeld hier) en deel de beleidsplannen (al dan niet in draft) in de OER Policy Registry.
  • Creëer een nationaal platform voor delen van OER en ervaringen ermee en verbind die platformen met elkaar.
  • Zorg ervoor dat de grote meerderheid van docenten zich bewust wordt van de (on)mogelijkheden en meerwaarde van OER en ondersteun ze bij de toepassing ervan in hun dagelijkse werk. Maak OER een verplicht onderdeel van de initiële docentopleiding en Continuous Professional Development programma’s.
  • Overheden en instellingen moeten dezelfde kwaliteitseisen opleggen aan OER als aan andere leermiddelen. OER moet onderdeel worden van accreditatieprogramma’s en QA-schema’s (bijvoorbeeld ENQA voor hoger onderwijs)
  • Wees meer open over “open”: maak gebruik van de rol die MOOC’s kunnen spelen als change agent om OER-gebruik te stimuleren, verbind OER aan ontwikkelingen als Open Educational Practices en Open Pedagogy. Zoals in één groep werd geformuleerd: Open education is the goal, OER is a catalyst
  • Geef aandacht aan publiek-private samenwerking rond OER.
  • Stimuleer en ondersteun onderzoek naar evidence van effecten van OER op het onderwijs
  • Vergroot kennis van OER en hun (on)mogelijkheden bij vertegenwoordigingen van ouders, werknemers (zoals vakbonden), studenten en docenten

De subgroep waarin ik participeerde hield zich bezig met aanbevelingen voor actielijn 1: Capacity of users to access, re-use, and share OER. Enkele aanbevelingen die daarin zijn geformuleerd (naast degene die hiervoor al zijn genoemd onder deze actielijn):

  • Verbind kennis van (on)mogelijkheden van OER met agenda’s over digitale geletterdheid/21st century skills
  • Maak gebruik van tools en infrastructuren die binnen Europa al aanwezig zijn (zoals standaarden en metadata harvesters). Om dat aanbod te verhogen: verbeter transfer van resultaten uit (met name) EU-projecten naar duurzame implementatie
  • Alloceer een budget specifiek voor OER, zowel Europees (i.p.v. het onderdeel te laten zijn van programma’s als Horizon2020 en Erasmus+) als nationaal
Een overzicht van alle resultaten en opnames van de presentaties komt later beschikbaar. De gebundelde resultaten van alle regional consultations vormen de input voor het World Congress in september.

En verder
Hoewel er in de presentaties weinig aandacht aan werd geschonken, was in de wandelgangen grote bezorgdheid te horen over de recente politieke ontwikkelingen in de US, Groot Brittanië en mogelijke gevolgen van verkiezingsuitslagen in Europa. De constatering dat er een steeds grotere neiging lijkt te zijn je als land te gaan afsluiten staat haaks op wat de beweging van OER voorstaat. Grotere adoptie van OER kan voor een geluid tegen deze trend zorgen.
Hoewel er onder de deelnemers bij deze bijeenkomst enkele jongere personen aanwezig waren, signaleerden we dat de meerderheid “grijze mannen en vrouwen” waren. Om de OER beweging levend(ig) te houden is aanwas vanuit de komende generatie nodig. Bij het uitnodigen voor het World Congress in september zou bij de uitnodiging nadrukkelijk kunnen worden gestimuleerd tenminste één persoon jonger dan 30 jaar aan de delegatie toe te voegen.
De meeste subgroepen kozen ervoor om in de buitenlucht hun discussies te houden. Dat levert dan, naast inhoudelijke resultaten, een plaatje op als hieronder.

De bij deze gelegenheden traditionele groepsfoto:

 
 

UNESCO Chair on OER @Fontys


This week I received confirmation from UNESCO HQ in Paris of the establishment of a UNESCO Chair on OER at Fontys University of Applied Sciences. At the School of ICT of this institution, I am working as lector OER since June 2014. For those not familiar with the Dutch system of Higher Education: “lector” is the title for a professor at a university of applied sciences in the Netherlands. UNESCO agreed with the proposal of Fontys to appoint me as the Chairholder for this Chair. Of course, I feel grateful and proud about this.
The full title of the Chair provides a summary of the kind of applied and practice-based research I am currently conducting: Open educational resources and their adoption by teachers, learners and institutions. I am interested to find out what actions will lead to large-scale adoption by OER and open online courses (whether or not massive)  by (in Rogers’ terminology) the early and late majority of teachers in higher education.
Being appointed Chairholder does not change the subject of my research fundamentally, but it provides more opportunities to extend the research, in cooperation with the already existing Chairs on OER, to other regions of the world. I intend to explore opportunities with my collegue OER Chairholders of how to shape such an extension. I also expect to get involved in activities on OER that UNESCO will perform, e.g. those in preparation for the 2nd OER World Congress, next year in Slovenia. 
In the end the results of my research will contribute to realisation of UNESCO Sustainable Development Goal 4:

Ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all.

Massive sharing and reuse of OER and open online courses will contribute in reaching this goal because of its opportunities to lower access barriers to education. I am convinced that quality education is key to create a world where every single individual can develop and use his or her capabilities to contribute to a better world. I consider it an honor to have the opportunity to contribute to this goal. The label that UNESCO has provided recognizes the ambitions of Fontys and my own ambitions in this regard.
A disclaimer to end this post. The logo at the top of this post is provisionally assembled out of the two logos from UNESCO/Unitwin and Fontys. UNESCO will create a definite version of the logo for communication purposes. This final version can differ from the one in this post.

MOOCs Guide for Policy Makers in Developing Countries


Vorige week werd bij UNESCO in Parijs het rapport Making Sense of MOOCs, A Guide for Policy-Makers in Developing Countries gelanceerd. Deze publicatie is een gezamenlijk intiatief van UNESCO en de Commonwealth of Learning. De EADTU kreeg van hen de opdracht voor het schrijven van dit rapport. Darco Jansen werd de hoofdauteur en hij vroeg mij of ik mee wilde schrijven. Ik voldeed graag aan dit eervolle verzoek, mede omdat het schrijven aan een dergelijk rapport een uitstekende gelegenheid is om alle literatuur die daarover beschikbaar is eens gestructureerd op een rijtje te krijgen en via onderlinge discussies en de feedback van de reviewers de eigen kennis te vergroten.
De aanleiding voor het maken van dit rapport is in de abstract als volgt beschreven (nadruk door mij aangebracht):

The Guide is designed to raise general awareness amongst policy makers in developing countries as to how Massive Open Online Courses (MOOCs) might address their concerns and priorities, particularly in terms of access to affordable quality higher education and preparation of secondary school leavers for academic as well as vocational education and training. With very few exceptions, many of the reports on MOOCs already published do not refer to the interest and experience of developing countries, although we are witnessing important initiatives in more and more countries around the world.

Het rapport telt acht hoofdstukken:

  1. MOOCs – Setting the Context
  2. The Opportunities and Challenges of MOOCs for Society
  3. The Possible Benefits of MOOCs for Developing Countries
  4. Quality Assurance for MOOCs
  5. Learner-centred Approaches and the Benefits for Learners
  6. Reuse and Adaptation of MOOCs
  7. Collaboration on MOOC Development and Provision
  8. Business Models for MOOCs
Ieder hoofdstuk kent een opbouw:
  • Policy takeaways (geeft de beleidsmaker de lessen van het betreffende hoofdstuk)
  • Introductie
  • Inhoud

Daarnaast bevat het rapport een bijlage met voorbeelden van Government Business Model Canvases en een glossary met gebruikte terminologie.
Met name in de hoofdstukken 2 en 3 zijn de specifieke kenmerken voor MOOC´s in ontwikkelende landen te vinden:

  • Groot belang van toepassing van MOOC’s voor on the job training.
  • Geen grootschalige toegang tot internet. Dit leidt bijvoorbeeld tot initiatieven waarbij een mobiele telefoon wordt gebruikt voor de interactieve elementen in een MOOCen de materialen worden gedownload in een internetcafé of worden verspreid door middel van DVD’s om offline te bestuderen.
  • Er is weinig ervaring bij lerenden met leren in een digitale omgeving zoals door een MOOC wordt geleverd. Dit vereist goede lokale begeleiding. Omdat docenten deze digial literacy skills vaak ook missen is er een grote professionaliseringsbehoefte in dezen.

Commonwealth of Learning heeft dit eerder al geadresseerd via initiatieven als MOOCs for Development (een MOOC platform dat weinig bandbreedte vereist) en de ontwikkeling van een aantal MOOCs op dat platform (zie overzicht).
Naast deze verschillen zijn er echter ook veel overeenkomsten bij publiceren en gebruik van MOOC’s tussen de ontwikkelende en de ontwikkelde landen. Het rapport kan daarom ook waardevol zijn voor beleidsmakers op nationaal en instellingsniveau in de ontwikkelde landen.