Is een SPOC open? The sequel

Wilfred Rubens heeft in zijn blog uitgebreid gereageerd op mijn vorige blogpost over de openheid van een SPOC. Hier mijn reactie.
Ik denk dat we het op veel punten eens zijn, maar er blijven bij mij wel wat vragen over naar aanleiding van jouw reactie. Hier puntsgewijs.
De term SPOC gebruiken om mee te liften is helaas een feit in sommige situaties. Maar dat gebeurt ook met MOOC’s. Ik heb aanbod gezien onder die term die nog niet eens vrije (gratis) toegang had. Behalve de marketingreden die jij noemt is dat ook (zoals ik eerder al opmerkte) een gevolg van het slecht gedefinieerd zijn én de vele opvattingen die er over “open” bestaan. De term om die reden niet gebruiken (zoals Willem van Valkenburg ook suggereert) is wel erg radicaal (dat gebeurt ook niet met MOOC’s ondanks het misbruik van die naam). Ik heb overigens net zoveel moeite met het gebruik van de term in de situaties die jij schetst waar de vrije toegang er niet eens is (in mijn kenmerken voor open staat die ook niet voor niets als een apart onderscheidend kenmerk).
Een nieuwe term voor open SPOC’s verzinnen (Willem suggereerde openSPOC; ik dacht aan SPOOC) zal de duidelijkheid niet echt verhogen. “Open course” vind ik echter weer te algemeen (los van het feit dat het je niet ontslaat van de plicht ook dit begrip goed te omschrijven). Ik denk dat velen daar het onderscheid tussen wat bekend staat als “open courseware” en “open course” niet zullen maken (zie bijvoorbeeld de omschrijving van het open course aanbod van Yale). Zoals je al opmerkt: een cursus volgen (onderwijs krijgen) is meer dan alleen de content bekijken (cf wat het 5COE-model ook aangeeft). (Een terzijde: jouw opmerking “‘vroeger’ noemden we deze cursussen open courseware” is onwaar: het onder een open licentie beschikbaar gestelde cursusmateriaal kreeg en krijgt nog steeds die benaming; de totale cursus, dus inclusief de services en onderwijsinspanning is nooit open courseware genoemd). Zelf de term niet gebruiken voorkomt niet dat de term wel in zwang is. Al bij voorbaat SPOC’s uitsluiten wanneer het over open onderwijs gaat (de inhoud van de tweet waarmee deze discussie startte) miskent initiatieven zoals die van de Universiteit Leiden die ook onder die noemer worden gepresenteerd.
Mede door de opmerkingen van jou en Pierre Gorissen merk ik dat ik zelf nog worstel met het “tenminste één” deel van mijn opvatting over open. In mijn eigen blog gaf ik al aan wellicht nog een kenmerk te moeten toevoegen (toegang verlenen (al dan niet in beperkte vorm) aan belangstellenden die niet geregistreerd staan als student bij de aanbiedende instelling). Pierre en jij schetsen situaties die ik ook niet als open zou bestempelen, ondanks dat het strikt genomen wel aan mijn opvatting zou voldoen. Wellicht dat een aantal kenmerken zwaarder weegt dan andere kenmerken? (Ook hier een terzijde: onder “open toegang” versta ik “geen eisen aan vooropleiding” en niet “vrij beschikbare toegang”; ik weet niet zeker of jij dat ook voor ogen had in jouw voorbeeld, maar dat doet er voor jouw argumentatie verder ook niet toe). Daarnaast maakte Darco Jansen ook erg zinnige opmerkingen die ergens in mijn opvatting een plaatsje moet krijgen. Ik worstel nog even verder (maar emergo ;-)).
Juist vanwege de vele opvattingen die er over “open” bestaan en het slecht gedefinieerd zijn van termen zou daarom steeds in specifieke situaties de dialoog moeten gaan over verduidelijking, startend vanuit je eigen opvatting over open en alle terminologie er omheen. Bij mij zou een dialoog dan uitgaan van de opvattingen uit het 5COE-model en de 5R. De dialoog zou dan gaan over of en zo ja welke vormen van openheid welke voordelen kunnen hebben in de specifieke situatie. Bij jou zou wellicht een ander model jouw startpunt zijn. Dat geeft ook niet, zolang die opvattingen open (;-)) gedeeld kunnen worden en (nog veel belangrijker) duidelijk(er) wordt wanneer welke vormen van openheid wel en welke niet een toegevoegde waarde hebben. Ik denk dat we daarmee de open beweging en de invloed ervan op de kwaliteit van het onderwijs echt verder helpen.
Deze aanpak lost de jungle aan termen en bijbehorend misbruik in de media niet op, maar draagt hopelijk wel bij aan een kritische houding tegen deze termen door bewustwording bij stakeholders, waardoor de merites van deze innovaties ook duidelijk worden.

Is een SPOC open?

Vanochtend kwam ik in een twitterdiscussie met Wilfred Rubens (@wrubens) en Marco Derksen (@marcoderksen) over de vraag of een Small Private Online Course (SPOC) een vorm van open onderwijs mag worden genoemd. Wilfred was van mening van niet; ik had de mening van wel (en ik geloof dat Marco het met mij eens was). Omdat 140 karakters het lastig maakt de standpunten duidelijk over het voetlicht te krijgen hebben we afgesproken de discussie via deze blog voort te zetten.
Voor mij is het 5COE-model van Mulder & Janssen het denkmodel dat ik gebruik om open onderwijs te beschrijven. In een eerdere blogpost heb ik dat als volgt geformuleerd:

Fred Mulder en Ben Janssen hebben voor open onderwijs in het algemeen een model geformuleerd (het 5COE-model). In dat model onderkennen ze 5 componenten die ieder een bepaalde mate van openheid kunnen hebben (te bepalen door de instelling die het open onderwijs aanbiedt): aanbod (leermaterialen, services en onderwijsinspanning) en vraag (van de lerende en van de omgeving). Ze onderscheiden openheid in zowel een klassieke opvatting (openheid in tijd, plaats, programma, tempo en toegang) als een digitale opvatting (gratis toegang tot leermaterialen; toegang (maar niet noodzakelijkerwijs gratis) tot services en onderwijsinspanning voor anderen dan formeel geregistreerde lerenden; en leermaterialen beschikbaar onder een open licentie).

Beschikbaarheid onder een open licentie betekent in mijn opvatting dat een gebruiker de vijf rechten heeft die door David Wiley zijn beschreven als 5R:

  1. Retain – het recht om kopieën van het leermateriaal te maken, in eigendom te nemen en te beheersen (bv. download, dupliceren, opslaan en beheren)
  2. Reuse – het recht om leermateriaal te hergebruiken op alle mogelijke wijzen (bv. in een klas, een studiegroep, op een website, in een video)
  3. Revise – het recht het leermateriaal aan te passen, bij te stellen en te wijzigen (bv. door het naar een andere taal te vertalen)
  4. Remix – het recht om het originele of aangepaste leermateriaal te combineren met andere open leermaterialen om zo nieuw materiaal te verkrijgen (bv. door het leermateriaal in een mashup te gebruiken)
  5. Redistribute – het recht om kopieën van het originele leermateriaal, het aangepaste leermateriaal of remixes verder te verspreiden (bv. door een kopie van het leermateriaal aan een collega te geven).

Gebaseerd op deze beschrijving hanteer ik de volgende omschrijving van open onderwijs:

  1. Het leermateriaal is gepubliceerd onder een open licentie. De open licentie geeft de voorwaarden aan waaronder de gebruiker vrij is de 5R-rechten toe te passen.
  2. Het onderwijs voldoet aan tenminste één van de volgende kenmerken:
    1. Open in tijd;
    2. Open in plaats;
    3. Open in tempo;
    4. Open in programma;
    5. Open in toegang;
  3. Het onderwijs en de leermaterialen zijn gratis beschikbaar voor iedereen met internettoegang.
  4. Extra services of onderwijsinspanning (zoals het afleggen van een examen onder geconditioneerde omstandigheden of extra begeleiding van een tutor) hoeven niet gratis te worden aangeboden, zolang de lerende altijd in staat is ook zonder deze services en onderwijsinspanningen het onderwijs te volgen. Bijvoorbeeld: de MOOC-aanbieder Coursera biedt voor certificering een keuze tussen een gratis Statement of Accomplishment en een niet-gratis Verified Certificate

Wellicht niet af te leiden uit de beschrijvingen van 5COE en 5R is het vierde criterium, met name het gratis alternatief die een lerende in mijn ogen altijd moet hebben. Maar in feite is dit een gevolg van criterium 3.
Nagaan of een SPOC een vorm van open onderwijs kan worden genoemd betekent het nalopen van deze vier criteria. En dan wreekt zich het feit dat een SPOC niet goed gedefinieerd is. In de (Engelstalige) Wikipedia staat de volgende omschrijving van een SPOC:

Small Private Online Course (SPOC) refers to a version of a MOOC (Massive Open Online Course) used locally with on-campus students. University of California -Berkeley Professor Armando Fox first coined the word in 2013 to refer to a localized instance of a MOOC course that was in use in a business-to-business context.

Strikt genomen zou een SPOC volgens deze definitie een vorm van open onderwijs mogen worden genoemd (indien het aan de vier criteria voldoet), maar ik ben het hier wel met Wilfred eens dat, door de beperking dat alleen geregistreerde on-campus studenten toegang hebben tot zo’n SPOC, het wel een hele beperkte vorm van open onderwijs is. Impliciet verwacht je bij open onderwijs dat ook toegang wordt verleend aan belangstellenden die niet geregistreerd staan als student bij de aanbiedende instelling. Wellicht zou dat criterium moeten worden toegevoegd aan de bovenstaande set.
Er zijn echter ook implementaties van een SPOC die wel toegankelijk zijn voor studenten die niet geregistreerd staan bij de aanbiedende instelling, zij het niet in onbeperkte aantallen (vandaar Small POC). Het mooiste voorbeeld vind ik de SPOC Sharia in the West van de Universiteit Leiden. Door de on-site studenten te mixen met studenten uit gebieden die voor het cursusonderwerp relevant zijn ontstaat op die wijze een international classroom. En deze opvatting van een SPOC vind ik wel degelijk een vorm van open onderwijs. Temeer omdat Marja Verstelle (Programma Manager Online and Blended Learning Bestuursbureau & Centre for Innovation Universiteit Leiden) me in een tweet het volgende vertelde:

Ofwel: het leermateriaal van de MOOC (en ik verwacht ook van de SPOC, maar dat is een aanname) komt onder een open licentie beschikbaar.
Naast het al eerder door mij aangegeven mogelijk extra criterium levert de opvatting die ik hierboven heb geformuleerd wel meer discussiepunten op:

  • Waarom moet het leermateriaal per se open zijn in de 5R zin? Is gratis toegankelijk (al dan niet beperkt tot de tijdsduur van de cursus) niet al voldoende? (Open beschikbaar stellen van de leermaterialen zou op zijn minst een streven moeten zijn. Wellicht kan dat niet voor alle gebruikte materialen, maar het helpt om een grotere verspreiding, aanpasbaarheid en herbruikbaarheid te bereiken)
  • Waarom hoeft maar aan één van de klassieke opvattingen voor open te worden voldaan? (Een instelling bepaalt uiteindelijk welke vormen van open geboden worden. Er kunnen overwegingen zijn om (bv. vanuit didactisch oogpunt) niet alle vormen toe te laten.)
  • Criterium 3: “voor iedereen” of “voor iedere belangstellende, eventueel met een bovengrens aan aantal”? En is een selectieprocedure zoals in Leiden dan wordt toegepast dan niet te beperkend? (Net als bij het vorige punt: er kunnen overwegingen zijn om dergelijke beperkingen op te leggen. Essentie is dat belangstellenden van buiten worden toegelaten.)

Ik ben dus nog steeds zoekende en probeer ook steeds mijn opvatting aan te scherpen. Voor mij leiden dit type discussies in ieder geval tot meer inzicht in (on)mogelijkheden van openheid (in welke opvatting dan ook) voor het onderwijs. En dat is uiteindelijk waar het om moet gaan.
Wilfred (en andere belangstellenden): the floor is yours! En om reacties via twitter alvast te ontmoedigen: deze blog telt ruim 7000 karakters, het equivalent van meer dan 50 tweets.