Deze blog is een co-productie van Ben Janssen en mijzelf.
Inleiding
De Open Education beweging is inmiddels 15 jaar oud. Een van de onderwerpen waarover nog steeds flink wordt gediscussieerd is hoe het maken en verspreiden van Open Educational Resources (OER) voor het onderwijs rendabel zou kunnen worden.
In de VS lijkt de onderneming Lumen Learning, mede opgericht door een van de grondleggers van de OER-beweging David Wiley, een businessmodel rond Open Educational Resources te hebben ontwikkeld dat perspectiefvol is. De onderneming heeft enerzijds een investering van $ 3,75 miljoen ontvangen van zogenaamde angel investors en is anderzijds een alliantie aangegaan met Follett, een onderneming die leermiddelen voor het onderwijs distribueert. Via deze twee lijnen hoopt Lumen Learning een versnelling te bewerkstelligen in de adoptie van OER door onderwijsinstellingen in de VS. Voor meer informatie over deze samenwerking: zie het persbericht en de blogpost van David Wiley.
In een eerdere blogpost is Lumen Learning beschreven als “Het richt zich op ondersteuning van onderwijsinstellingen die stappen willen zetten met implementeren van een OER-aanpak.”. David Wiley karakteriseerde het als A Red Hat for OER: het bedrijf biedt, naast OER, ondersteunende diensten aan om onderwijsinstellingen te helpen bij de adoptie van OER (publiceren, maar vooral ook hergebruik). Ze hebben daarnaast beschikbare OER uitgebreid met resources als quizzes, die echter vaak niet als OER beschikbaar zijn.
Al vrij snel na het bekend worden van de plannen van Lumen Learning ontspon zich op internet een discussie over het nieuwe businessmodel van Lumen Learning (bijvoorbeeld Stephen Downes (hier en hier), Phil Hill, Michael Feldstein, en een reactie van David Wiley). Die discussie richtte zich met name op de vraag of de OER hierdoor alleen beschikbaar zou komen worden voor de scholen en/of lerenden die ook de betaalde services en aanvullende materialen afnemen. Dat blijkt niet het geval te zijn, de OER blijven door hun open licenties voor iedereen vrij beschikbaar.
Vraagstelling en analyse
Een vraag die nog niet is opgeworpen en die ons inziens belangrijk is:
Is OER bruikbaar voor docenten (en instellingen) zonder dat men aanvullende diensten van een onderneming als Lumen Learning/Follett hoeft af te nemen?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden grijpen we terug naar een artikel over OER en businessmodellen die we voor het SURF SIG OER trendrapport 2013 hebben geschreven. In dit artikel gebruiken we het Business Model Canvas van Osterwalder en Pigneur om te modelleren welke invloed publiceren en hergebruiken van OER heeft op een (publiek bekostigde) universiteit. In de volgende figuur is in rood aangegeven welke gevolgen een dergelijke verandering heeft op het businessmodel (klik op de figuur om een grotere versie te bekijken; opent in een nieuw venster)
Voor deze blogpost zijn vooral de wijzigingen onder Key Resources voor docent en ondersteuner en onder Revenue streams van belang bij hergebruik van OER:
- Docent wordt docent +: de + is een awareness van de mogelijkheden van OER en de capaciteiten om van die mogelijkheden gebruik te maken
- Ondersteuners wordt ondersteuners +: de + zijn de kennis en vaardigheden die direct samenhangen met de beleidsbeslissing, zoals ondersteuning bij zoeken en aanpassen
- Revenue streams: de bijdrage van studenten voor aanvullende diensten bij OER.
Voor onze beschouwing zijn de volgende dimensies van belang:
- De OER zijn voor een docent wel of niet beschikbaar met betaalde aanvullingen en diensten. OER zonder die aanvullingen vind je veelal bij open repositories (zoals Wikiwijs, OERCommons, Merlot). Als docent vind je daar leermaterialen in grofweg twee vormen: geordend in een leerlijn (bijvoorbeeld als open textbook) of niet geordend in een leerlijn. OER met betaalde aanvullingen geeft de situatie weer die ontstaat bij de deal tussen Lumen Learning en Follett. Bij deze situatie kun je onderscheid maken tussen de bruikbaarheid van OER voor de docent met of zonder die aanvullingen. Deze bruikbaarheid kan laag zijn wanneer bijvoorbeeld de OER alleen excerpten uit een leerlijn zijn (vergelijk Google Books, waar slechts enkele pagina’s per boek aangeboden worden).
- Een docent heeft al dan niet tijd, kennis/kunde en middelen ter beschikking (zowel via eigen kennis en vaardigheden als via aanwezige ondersteuning) om beschikbare OER aan te passen aan zijn situatie
We nemen in onze overweging de aanname dat de OER open beschikbaar zijn voor iedere belangstellende, onafhankelijk of hij/zij betaalt voor de aanvullende diensten. Indien dit niet zo is (zoals hier het geval lijkt te zijn), mogen de aangeboden leermaterialen per definitie geen OER genoemd worden.
Beide dimensies gecombineerd geeft de volgende te onderscheiden situaties A t/m E waar het gaat om hergebruik van OER:
|
OER zonder (betaalde) aanvullingen en diensten |
OER met (betaalde) aanvullingen en diensten |
Bruikbaar zonder |
Niet bruikbaar zonder |
Wel aanvullen door docent |
A. Optimaal vanuit open standpunt bezien |
B. Keuze-alternatief: make or buy |
Niet aanvullen door docent |
C. Suboptimaal wanneer de OER as-is niet 100% aansluit bij de context van de docent |
D. Keuze-alternatief: buy or not |
E. Mogelijkheid, maar niet gratis |
Een beschrijving van de situaties:
- De beschikbare OER zijn voldoende voor een docent om het (optimaal) te kunnen inzetten in zijn of haar situatie, al dan niet na aanpassing ervan. Wanneer men het heeft over publiceren en hergebruiken van OER, dan heeft men in de meeste gevallen (veelal impliciet) deze situatie voor ogen. De mogelijkheid dat extern gespecialiseerde diensten kunnen worden ingekocht, kan de adoptie van OER in een instelling wel versnellen.
- Een docent/instelling heeft de keuze: ofwel de aanvullingen worden door een docent zelf gemaakt, ofwel de docent/instelling besluit om de aanvullingen te kopen.
- Alleen wanneer de beschikbare OER een bijna 100% fit hebben met de context van gebruik is de situatie vergelijkbaar met situatie A. In de praktijk zullen echter OER moeten worden aangepast aan de eigen context voor een optimale fit. Wanneer die aanpassingen niet gedaan kunnen worden zorgt gebruik van OER voor een suboptimale onderwijssituatie.
- Wanneer de aanvullende materialen en diensten de beschikbare OER meer passend kunnen maken bij de gegeven context kan een docent/instelling besluiten daarvoor te betalen om zo een situatie te creëren die vergelijkbaar is met situatie A.
- In deze situatie is gebruik van OER financieel vergelijkbaar met gebruik van niet-open leermateriaal. Het voordeel van de OER-situatie moet dan liggen in de grotere mogelijkheden om de leermaterialen (via de aanvullingen en met aanschaf van diensten) aan te passen aan de specifieke context van gebruik, zonder dat aan de leermaterialen licentiekosten zijn verbonden.
Bij de situaties B, D en E ontstaat de vraag: wie betaalt de rekening: de instelling, de studenten, of de samenleving? Dat laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer aanschaf van leermaterialen door de overheid gefinancierd wordt (zoals bij de Wet Gratis Schoolboeken in het VO). Wanneer de instelling betaalt, verschuift in het businessmodel de post “bijdrage lerenden/organisaties voor aanvullende diensten rond OER” naar Cost Structure.
Onze conclusie
Uiteindelijk zijn OER geen doel op zich, maar zullen zij moeten bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van onderwijs. Ons onderzoek van vorig jaar onderschrijft dit doel, maar leerde ook dat voor adoptie van OER onder meer awareness, tijd en ondersteuning nodig is. Wanneer met dergelijke publiek/private constructies adoptie vergroot kan worden, is dat een goede zaak, mits te allen tijde de OER vrij beschikbaar zijn en de 5R rechten kunnen worden uitgeoefend. Daarmee hebben een docent en instelling een keuze: investeren in professionalisering van docenten en ondersteuners (om de “+” uit het businessmodel te realiseren) en/of inkopen van de aanvullingen en diensten.
<Update>
Willem van Valkenburg wees ons in een reactie op de beperktheid van de conclusie:
(NB: CC in zijn reactie is Community Colleges). Hij heeft gelijk: de beschreven doelstelling, en daarmee ook de conclusie, geldt in Nederland (waar ook het onderzoek waaraan we refereren is uitgevoerd). Deze beperking had wat duidelijker mogen worden vermeld, waarvan akte.
</Update>
In Nederland hanteert stichting VO-Content feitelijk een dergelijk businessmodel in het voortgezet onderwijs. VO-Content bestaat al zes jaar en haar aanpak is om OER (geordend in open beschikbare leerlijnen, meer en meer via Wikiwijs) met aanvullende diensten en materialen beschikbaar te stellen. De kosten hiervoor (€7 per leerling per jaar) betalen de scholen uit de Rijksbijdrage voor leermaterialen (€320 per leerling per jaar). Scholen zijn echter niet verplicht deze kosten te betalen als ze gebruik maken van de OER.
Tenslotte
Om te eindigen een aanrader. Deze week verscheen het langverwachte boek Made With Creative Commons van Creative Commons. In dit gratis te downloaden boek zijn 24 case study’s beschreven van open businessmodellen, uit allerlei gebieden (zoals onderwijs, kunst, muziek). Uit de Introduction:
This book shows the world how sharing can be good for business—but with a twist. (…) Those we interviewed were not typical businesses selling to consumers and seeking to maximize profits and the bottom line. Instead, they were sharing to make the world a better place, creating relationships and community around the works being shared, and generating revenue not for unlimited growth but to sustain the operation.”