Lunchlezingen open en online onderwijs

In het kader van de internationale Open Education Week van 9 t/m 13 maart werd in Nederland op alle werkdagen een lunchlezing gehouden. Een verscheidenheid aan onderwerpen is daarbij de revue gepasseerd. Het primaat lag bij de instellingen voor hoger onderwijs, maar één lezing werd ingevuld door een niet-onderwijsinstelling (Kennisland). De meeste lezingen werden live gestreamd. Tijdens de lezing was er de mogelijkheid via twitter te reageren (hashtag #surfoeweek) en de opnames zijn achteraf te bekijken. SURFNet coördineerde de lezingen door een verzamelpagina op SURFSpace te onderhouden, via social media iedere dag te attenderen op de lezing en tijdens de lezing een moderatorrol te vervullen (monitoren van de tweets en vragen daaruit doorspelen naar degene die de lezing verzorgde).
Een verscheidenheid aan onderwerpen is aan bod gekomen:

  • De Universiteit Tilburg trapte af op maandag. Petra Heck en Esther Breuker presenteerden over hun Flex-Ed project, de ervaringen die ze daarbij meemaakten en welke uitdagingen ze daarbij tegenkwamen. Het project loopt bij Liberal Arts and Sciences en heeft tot doel een flexibeler aanbod te creëren, gebruikmakend van online elementen en open leermaterialen.
  • Dinsdag gaf Willem van Valkenburg van de TU Delft een overzicht van wat er ionternationaal gebeurt en over hun activiteiten bij de TU. Deze lezing was een opname van een keynote die hij de dag ervoor had verzorgd tijdens een on site event in Delft.
  • Woensdag gaven mijn collega Pierre Gorissen en ikzelf een presentatie over twee initiatieven die bij Fontys Hogescholen lopen (het FINE-project en mijn lectoraat Open Educational Resources).
  • Donderdag vertelde Lisette Kalshoven van Kennisland over mythen rondom OER die ze zelf ervaart in haar contacten met docenten, maar die ook verzameld worden op een website OER Mythbusting!. Tevens gaf ze meer achtergronden over auteursrecht en open licenties.
  • Vrijdag presenteerden Simone Buitendijk en Edwin Bakker over de plannen en ervaringen die de Universiteit Leiden heeft met MOOC’s. Meest getweet daarbij was de mededeling dat Coursera hun MOOC’s on demand gaan aanbieden. Dat maakt hergebruik beter mogelijk (niet meer gebonden aan één starttijdstip).

Overall waren dit mijn indrukken:

  • De lezingen gaven een grote verscheidenheid aan initiatieven. Veelal zijn die opgezet in het kader van een experiment onderwijsvernieuwing, waarbij centraal gelden ter beschikking zijn gesteld en via interne tenders projectvoorstellen konden worden gedaan.
  • Naast deze lunchlezingen waren er in het kader van de Open Education Week nog activiteiten op de UvA (een editathon) en lokale activiteiten in Delft en Leiden. Daarnaast was ik zelf betrokken bij een internationale 24-uurs twittermarathon (hashtag #AllAboutOpen) van het Open College van de Kaplan University, waarbij in een half uur informatie over het GO-GN research netwerk werd gedeeld. Helaas viel die samen met de lezing van Lisette Kalshoven, maar gelukkig hebben we de opnames nog.
  • De hoeveelheid reacties via twitter was erg verschillend. Soms vroeg de moderator bij SURFNet actief naar reacties en dat hielp wel. Bij de meeste lezingen waren er twee of drie personen die meerdere malen reageerden en dat kwam de levendigheid van zo’n lezing wel ten goede. Bij alle lezingen (behalve die van Kennisland) was er ook lokaal live publiek aanwezig die ook vragen kon stellen. Doordat er daarbij vaak geen microfoon werd gebruikt waren die niet altijd duidelijk voor de toehoorder online. Het was jammer dat de lezing op dinsdag een opname was van de dag ervoor. Wellicht verklaart dat ook dat er toen geen twittervragen waren (in ieder geval niet met de hashtag #surfoeweek). Bij iedere lezing hadden de deelnemers twee stellingen geformuleerd die vooraf via twitter werden gecommuniceerd, maar waar weinig reacties op kwamen.
  • Helaas heb ik wel veel technische problemen ervaren. Op diverse plekken heb ik de lezingen bekeken (Fontys werkplek met laptop, bij SURFNet, thuis op een bekabelde desktop), maar bufferproblemen (op dinsdag en vrijdag; de opnames van vrijdag hebben die problemen nog steeds) en de Silverlight plugin waarbij ik pas na 30 minuten doorkreeg dat ik handmatig moest accepteren in mijn Chrome browser (op maandag), zorgden ervoor dat ik delen van de lezingen heb gemist. Direct reageren via twitter was dan ook beperkt mogelijk voor mij.

Concluderend: de lezingen waren erg divers qua onderwerp en daardoor voor elk wat wils. Het was daarbij ook mooi te horen over de activiteiten die er in het land ontplooid zijn op het gebied van open en online onderwijs. Persoonlijk brachten de lezingen in Tilburg en Leiden voor mij het meeste nieuws. Het is waardevol om dit format volgend jaar te herhalen. Ik hoop dan op deelname van andere instellingen, want er gebeurt veel meer dan deze week aan bod kwam.
Opnames van alle lezingen zijn te benaderen via de verzamelpagina op SURFSpace.

KNAW symposium over MOOC

Op 8 april werd in het Trippenhuis in Amsterdam, de lokatie van de KNAW, een symposium over MOOC’s gehouden. Uit de aankondiging:

Zijn MOOC’s een zegen voor het hoger onderwijs in Nederland? Als het aan de minister van OCW, Jet Bussemaker, ligt, zijn MOOC’s de toekomst van het hoger onderwijs. (…) Maar wat is de impact van deze ontwikkeling op de Nederlandse onderwijsinstellingen, op het onderwijsbeleid en de onderwijsvisie? Wat gebeurt er internationaal, in Europa en daarbuiten? Wat is het businessmodel voor universiteiten en hogescholen om succesvol MOOC’s te ontwikkelen en aan te bieden? En wat betekent de ontwikkeling van (commerciële) MOOC’s voor het publieke onderwijs in Nederland?

Arie den Boon (UvA), Gideon Shimson (RU Leiden) en Timo Kos (TU Delft) schetsten hun visie op en ervaringen met MOOC’s op hun instelling. Fred Mulder (Open Universiteit) plaatste het geheel in een kader waarbij hij MOOC’s en OER met elkaar vergeleek op een aantal waarden (zoals autonomie en gelijkheid). Ewout Frankema (Wageningen Universiteit) gaf vervolgens een korte reflectie op alle presentaties en opende daarmee de discussie tussen de presentatoren en de zaal.
Enkele zaken die mij op deze avond opvielen:

  • Ewout Frankema merkte terecht op dat het docentperspectief op deze avond ondervertegenwoordigd was. Deze observatie is bij een andere gelegenheid al eens gemaakt door Bert Frissen (Avans hogeschool). Hij constateert een kloof tussen de vele publicaties over en aandacht voor OER en MOOC’s en wat een docent daarvan meekrijgt op een wijze dat het direct en eenvoudig toepasbaar maakt voor hem/haar. Opzetten van professionaliseringstrajecten voor docenten is m.i. slechts een deel van de oplossing. Er zal ook gewerkt moeten worden aan het vertalen en eenvoudig toegankelijk maken van de aanwezige kennis.
  • Door verschillende sprekers werd gewezen op de voordelen die een MOOC kan hebben wanneer je het koppelt met lopend onderzoek. De MOOC wordt daarmee een MOOR (Massive Open Online Research). Een veel voorkomende vorm is die waarbij deelnemers aan een MOOC data (in allerlei formaten) aandragen die voor een onderzoeker waardevol zijn (zoals foto’s van toepassingen van zonne-energie bij een MOOC van de TU Delft, waardoor de grootste onderzoeksdatabase ter wereld op dit gebied is ontstaan).
  • Het grote verschil tussen een MOOC en OER werd ook op deze avond weer duidelijk voor me. Het gaat daarbij niet zozeer over al dan niet aanwezig zijn van een open licentie, maar meer over verschillen in doelgroep en ervaren gemak. De doelgroep van een MOOC is een lerende. Die ervaart een gemak doordat een expert op een vakgebied een juiste mix heeft gemaakt van content en die tot een samenhangend geheel heeft gebundeld. Een docent heeft bij een MOOC echter weinig keuze: take it or leave it (als hergebruik al wordt toegestaan, wat in veel gevallen niet zo is). Het gemak van aanpassing aan de eigen context is dan niet aanwezig. De doelgroep van OER is vooral een docent. Deze staat voor de taak om voor een lerende een juiste combinatie van OER en ander (al dan niet gesloten) materiaal te maken voor zijn of haar doelstellingen. Het ervaren gemak daarbij is de mogelijkheid die materialen te kunnen bewerken en aan te passen aan de eigen context. Een lerende zal (behoudens grotere samenhangende OER-materialen zoals open textbooks) problemen hebben de juiste OER te combineren tot een samenhangend geheel, mede omdat hij het overzicht over het vakgebied mist (hij is immers een lerende). Het door docenten ervaren gemak van mogen aanpassen zal voor hem ook niet gelden.
  • Hergebruik van MOOC’s van derden werd ook enkele malen genoemd. Naast de vraagstukken die dit oproept tav accreditatie vroeg ik me ook af of dan het Not Invented Here syndroom niet gaat spelen.
  • Hoewel in de aankondiging van dit symposium ook hogescholen werden geadresseerd kwamen die in de presentaties en in de discussie niet aan bod. Een gemiste kans.

 

Presenteren op afstand

Afgelopen donderdag zag ik om 12:30 uur een tweet in mijn tijdlijn met het verzoek of ik een uur later (!) kon invallen bij het Springbreak-evenement in Roermond voor het geven van een presentatie over MOOC’s. Omdat ik door omstandigheden aan huis ben gebonden kon ik niet op dit verzoek ingaan, maar zou het wel op afstand kunnen. Dit aanbod werd in dank aanvaard door de organisatie. Snel een presentatie die ik eerder had gebruikt aanpassen aan de gelegenheid (een paar sheets eruit, een paar andere erin). Ik nam de vrijheid het kader breder te schetsen: open online onderwijs is meer dan alleen MOOC’s en kan voortbouwen op een traditie vanuit zowel open universiteiten als OER.
Via Google Hangout zou e.e.a. plaatsvinden. Voor mij was die omgeving nieuw, maar het bleek zich bijna vanzelf te wijzen. Helaas was er geen duplex-verbinding mogelijk, zodat ik tijdens de presentatie geen visuele en auditieve feedback kreeg. Ik voelde me een beetje zoals een nieuwslezer zich moet voelen en kreeg daardoor ook meer respect voor deze beroepsgroep. De Q&A na afloop werd via mobiele telefoon gedaan: de vragensteller stelde de vraag, ik gaf antwoord en de vragensteller vatte het antwoord samen voor de rest van de toehoorders.
Al met al een leuke ervaring, maar face2face contact met het publiek heeft toch mijn grote voorkeur. De organisatie heeft deze ervaring vanuit hun perspectief ook beschreven.
De presentatie die ik heb gebruikt staat hier.