Is er invloed van "open" op leren?

Gisteren sprak ik op het SURF seminar Delen van open educational resources: hoe organiseer je dat?. Bij de afsluitende paneldiscussie werd de vraag gesteld wat een OER repository kon bijdragen aan realiseren van actieve(re) vormen van leren. Mijn antwoord was dat beschikbaarheid van digitale leermaterialen en ICT dergelijke realisaties konden ondersteunen of zelfs dat zonder deze beschikbaarheid sommige van deze vormen niet of heel lastig mogelijk zouden zijn, maar dat dit niet samenhing met het feit dat ze open beschikbaar waren. Hoogstens zou meer beschikbaarheid van open leermaterialen een grotere hoeveelheid bronnen geven waaruit een docent kan kiezen en zou de open licentie de docent de mogelijkheden bieden de leermaterialen te contextualiseren wat dan wellicht tot betere ondersteuning van de gewenste didactiek zou leiden.
Achteraf knaagde dit antwoord bij me en had ik het gevoel iets te hebben gemist daarbij. Toeval of niet, vanochtend kwam ik een blogpost tegen, gisteren geschreven, dat ook dit thema behandelt: How does the “Open” in OER improve student learning? van John Hilton III. Hij refereert in deze blogpost naar studies naar deze effecten die verzameld zijn in het Review Project. Samenvattend komt hij tot dezelfde gevolgtrekking als ik hierboven in mijn antwoord heb vermeld. In het Review project is ook een paper te vinden A multi-institutional study of the impact of open textbook adoption on the learning outcomes of postsecondary students. Hoewel OER hier verengd wordt tot open textbooks komen ze tot de conclusie dat, als er al effecten op resultaten te meten zijn, deze zijn terug te voeren op betere beschikbaarheid van open textbooks vergeleken met closed textbooks. Studenten kopen bijvoorbeeld pas na een paar weken een closed textbook als ze zeker ervan zijn dat ze de betreffende course ook blijven volgen. De achterstand die ze dan hebben opgelopen vertaalt zich in een lager resultaat dan wanneer ze van meet af aan de beschikking zouden hebben gehad over het materiaal.
John Hilton III besluit zijn blogpost met een aantal observaties die input voor verdere research kunnen zijn. Onder meer stipt hij aan:

  • de wijze van meten van effecten van OER (andere metrieken gebruiken?), 
  • verbinden van OER adoptie aan didactische revisies die leren door studenten verbeteren (indirecte invloed van OER op verbeterd leergedrag) en 
  • meer aandacht voor effecten van grootschalige adoptie van OER (niet in de context van één cursus, maar bijvoorbeeld in een heel curriculum). 

Op het seminar presenteerde ik over de lessen die geleerd zijn bij het Wikiwijs programma over duurzaam krijgen van OER-initiatieven. De sheets van deze presentatie zijn via Slideshare te bekijken.

Tenslotte een off topic P.S. Grainne Conole gaf een presentatie via video vanuit een kroeg in Engeland. Bij vlagen was dit, door technische onvolkomenheden, lastig te volgen. Hoe komt het toch dat we blijkbaar goed in staat zijn robots op Mars en een komeet te laten landen en informatie over te laten zenden, dat we zelfs in staat zijn effecten die kleiner zijn dan de afmetingen van een atoomkern te ontdekken, maar dat we met een videoverbinding via internet nog steeds geconfronteerd worden met haperende verbindingen? Deze vraag is retorisch bedoeld ;-).

Seminar OER support through policies

Op 30 januari was ik, samen met Ronald Slomp van het Ministerie van OCW, aanwezig bij een seminar OER support through policy – exchange and discussion of good practices, georganiseerd door OECD/CERI. Dit seminar was een onderdeel van een studie naar effecten van beleid op OER. De input van dit seminar wordt gebruikt bij het later dit jaar op te leveren eindrapport.
Bij de start werden de eerste resultaten van een survey naar beleidsmaatregelen gepresenteerd. De survey werd gehouden van augustus tot en met november 2013. Enkele findings:

  • 33 landen hebben gereageerd (Noord-Amerika,veel landen uit Europa, Brazilië, China, Indonesië, Japan en Oceanië; geen Afrika)
  • 25 landen (76%) meldden overheidsbeleid om OER productie en gebruik te stimuleren.
  • Vormen van ondersteuning waren meestal een combinatie van subsidies, codes of practices & informatiecampagnes

Ieder van de presentaties op het seminar was een voorbeeld uit één van de vier door hen onderscheiden invloedssferen voor beleid op OER:

  • Beleid ondersteunt totstandkoming van repositories en beschikbaarstelling van open gelicenseerd leermateriaal
  • Beleid ondersteunt totstandkoming van Communities of Practice van docenten om productie en gebruik van OER te stimuleren. Onze presentatie over de aandacht in het Wikiwijs programma voor professionalisering van docenten viel in deze categorie
  • Beleid zorgt voor wijzigingen in de condities voor formeel onderwijs door regelgeving aan te passen, nieuwe tools te stimuleren en verdeling van werk toe te wijzen. Dit gebeurt op verschillende niveaus (nationaal, regionaal, instituut,…)
  • Additioneel: er is meer onderzoek nodig om het systeem beter te begrijpen. Het debat wordt nu gevoerd door advocaten van de open beweging; onderzoek over werkelijk gebruik van OER is schaars.

Hoewel de meeste gepresenteerde cases wel bekend waren, was het interessant om in wat meer detail van de voorbeelden te leren. Alle voorbeelden spelen in het primair (soms) en voortgezet onderwijs. Instellingen voor hoger onderwijs zijn in de meeste landen autonoom, waardoor beleid op OER lastiger te realiseren is.
Wat mij betreft was Noorwegen de meest interessante en ook verrassende case. Interessant, omdat Noorwegen in veel opzichten op Nederland lijkt en zij ook, evenals Nederland indertijd met Wikiwijs, een nationaal programma voor OER hebben. Verrassend, omdat de case, zeker in vergelijking met de aanpak in Nederland, enkele opmerkelijke verschillen kent. In een eerdere blog heb ik naar aanleiding van hun MOOC-onderzoek al eens over dit land geschreven. Ik heb daar toen aangegeven dat Nederland en Noorwegen op veel gebieden vergelijkbaar zijn. Tijdens dit seminar werd de Norwegian Digital Learning Arena (NDLA) gepresenteerd. NDLA is een virtuele organisatie, waarin docenten, redacteuren en private partijen in 18 van de 19 provincies samenwerken aan het creëren van open digitaal leermateriaal voor voortgezet onderwijs in een open infrastructuur. Docenten worden betaald voor het maken van leermateriaal, maar de producten worden open beschikbaar gesteld. Door de provincies worden hiervoor gelden ter beschikking gesteld.
De resultaten zijn verbluffend:

  • 98 % van alle docenten kennen NDLA
  • Meer dan 60 % gebruikt NDLA in hun lespraktijk (meer dan 50% zelfs heel veel)
  • Hoge scores voor waarde en kwaliteit
  • Hoog niveau publiek-private samenwerking
  • 66 % van budgetten worden in de open markt besteed
  • Jaarlijkse kosten: €55 per leerling

Volgens hen bepalen de volgende factoren het succes bij hen:

  • Publiek commitment door lange-termijn financiële ondersteuning
  • Betrokkenheid van docenten is essentieel, in het hele proces. Daag hen uit om hun vaardigheden te gebruiken.
  • Kritieke succesfactoren zijn gebruik van open licenties, metadata en open formaten
  • Vind niet alles uit, maar integreer met wat al goed werkt

Oostenrijk werd vertegenwoordigd door een presentatie over Eduthek, een repository met e-learning materialen. Dit maakt onderdeel uit van hun portaal bildung.at, een initiatief van het Bundesministerium für Bildung und Frauen (!). Bronnen uit diverse repositories worden via het portaal vindbaar gemaakt. Hun motto daarbij is Content finds teacher in plaats van Teacher finds content. Dit wordt gerealiseerd door content te koppelen aan een competentieraamwerk (Bildungsstandard), enigszins vergelijkbaar met de leerdoelen die door de overheid voor het voortgezet onderwijs zijn vastgelegd. Om de kwaliteit van het aanbod te garanderen hebben ze een bijzondere aanpak. OER worden als bouwblokken beschikbaar gesteld, maar mogen niet worden gewijzigd (een Creative Commons licentie CC BY-ND). Wat docenten wel mogen is die bouwblokken combineren tot grotere eenheden. Uitgevers worden gestimuleerd ook dergelijke basisbouwblokken beschikbaar te stellen, maar of daar veel response voor is is onbekend. Meer informatie.
De aanpak om OER te laten maken door organisaties en instellingen (en die daarvoor te betalen), waarna docenten die voor lokaal gebruik kunnen aanpassen wordt ook gehanteerd in het OER-initiatief van Washington State. Het verschil met de Oostenrijkse situatie is dat docenten de beschikbare OER ook kunnen bewerken (maar niet delen via de repository). In Washington State is er veel vraag naar leermaterialen die aansluiten bij de Common Core Standard. Uitgeverijen hebben bij het aanpassen aan Common Core geen goed werk geleverd. Daarom (en vanwege de hoge kosten voor leerboeken) is dit initiatief ontstaan. Kwaliteitsborging gebeurt hier door materiaal te laten reviewen door hiervoor opgeleide en betaalde reviewers.
De grootste verschillen met de Nederlandse situatie (m.n. Wikiwijs) zijn volgens mij de volgende:

  • Langdurige fondsen beschikbaar vanuit overheden om open leermaterialen te laten maken en beoordelen in Noorwegen, Oostenrijk en Washington, niet als een programma met een beperkte looptijd.
  • Nauwe samenwerking met private uitgeverijen die materiaal onder een open licentie beschikbaar stellen. Binnen Wikiwijs zijn er wel experimenten geweest om de koppeling tussen de open en gesloten wereld tot stand te brengen, maar deze lijken in schoonheid te zijn gestorven. Op het portaal van Wikiwijs zijn beide werelden wel vertegenwoordigd, maar zonder onderlinge koppelingen.
  • De aandacht voor docentprofessionalisering binnen Wikiwijs ontbreekt bij de andere initiatieven.

De afsluitende discussies leverden nog enkele vragen op die mogelijk in het eindrapport zullen worden meegenomen:

  • Moet beleid top-down, bottom-up of beide tegelijk worden aangepakt? En op welk niveau (nationaal, regionaal)?
  • Zijn er wetswijzigingen nodig om OER te stimuleren?
  • Hoe worden overtredingen tegen copyright aangepakt? Wie neemt daarin het initiatief? De auteur wiens rechten geschonden zijn of de overheid?

Het eindrapport van deze studie wordt in de zomer verwacht.
Een interessante aan dit onderwerp gerelateerde publicatie kwam toevalligerwijs rond dit seminar uit: Open Educational Resources and Collaborative Content Development: A Practical Guide for State and School Leaders van TJ Bliss, DeLaina Tonks en Susan Patricks. De publicatie bevat o.a. tools als een stappenplan om een succesvolle samenwerking tussen partijen op te zetten, daarbij sterkten en zwakten te herkennen en links naar diverse bronnen met OER en informatie over OER.
Hier zijn de slides van onze presentatie.

MOOC en de NRC

Afgelopen zaterdag stond er in de Opinie & Debat bijlage van de NRC een artikel van prof. José van Dijck (UvA) getiteld “Dat gratis online Harvard komt ook hier concurreren“. Door diverse personen is er al over geblogd, zoals Ria Jacobi (HvA) en Marco Derksen.
In het artikel werd de opkomst van de MOOCs geschetst, met name die van Udacity, Coursera en EdX. Onder andere werd gewezen op het gebruik (potentieel misbruik?) van de enorme hoeveelheden data die deze systemen over lerenden verzamelen en de mogelijkheid dat deze vormen van online leren binnenkort omgeven zouden worden door reclameboodschappen. Het Nederlandse hoger onderwijs zou op deze ontwikkelingen moeten reageren, bijvoorbeeld:

“Nederland zou voorop kunnen lopen in manieren om online educatieve middelen in het publieke domein beschikbaar te maken en te houden, om zinvolle elementen in te zetten in onderwijspraktijken en uit te vinden wat werkt en wat niet. Dat is een heel andere missie dan de goldrush van Udacity en Coursera of de zoektocht naar diamantjes in datamijnen, zoals EdX voorstaat. Als we niet willen dat studenten voor onderwijs gaan betalen door de ontvangst van commerciële boodschappen of door het vrijgeven van hun persoonlijke data, moeten we manieren vinden om online educatie in te passen in de publieke sector. “

Fred Mulder, Ben Janssen en ondergetekende hebben een reactie op dit artikel geschreven en deze naar de NRC gestuurd. Van de NRC ontvingen we zojuist bericht dat ze die helaas niet konden plaatsen. Daarom op deze plek onze reactie.
———————-
2012 wordt al het jaar van de Massive Open Online Courses (MOOCs) genoemd vanwege de onstuitbare opmars van deze gratis online cursussen. Het feit dat ze primair afkomstig waren van de Ivy League universiteiten maakte de aandacht ervoor des te groter. Terecht dat José van Dijck hier een punt van maakt. Maar er is veel meer gaande dan zij signaleert …
1 De MOOCs zijn een speciale tak in de grotere familie van het creëren van meer openheid in het onderwijs. Open universiteiten zijn al lang belangrijke spelers in deze wereld van Open Education, maar in 2001 kwam er een digitale revolutie langszij toen MIT startte met het open (online) publiceren van haar digitaal beschikbare cursussen. We spreken van OpenCourseWare (OCW) of Open Educational Resources (OER), in Nederland open leermaterialen genoemd. Dit heeft geleid tot een krachtige wereldwijde OER-beweging. In ons land werden de eerste open leermaterialen in 2006 door de Open Universiteit gepubliceerd, in 2007 gevolgd door de TU Delft en in 2010 door de Universiteit Leiden.
2 Toenmalig minister van onderwijs Ronald Plasterk lanceerde eind 2008 een nationaal programma Wikiwijs met als doel het gebruik van open leermaterialen in alle onderwijssectoren leidend te laten worden. Daarmee was Nederland het eerste land ter wereld dat de relevantie van OER voor het onderwijs in het publieke domein vertaalde in een nationale aanpak. De veronderstelling daarbij is dat open leermaterialen bijdragen aan een betere invulling van de verantwoordelijkheid van de overheid, namelijk het bevorderen en garanderen van de toegankelijkheid, de kwaliteit en de doelmatigheid van het onderwijs.
3 Belangrijke internationale organisaties hebben, de een na de ander, de enorme potentie van OER erkend, verwoord in rapporten en omgezet in actie. Om te beginnen UNESCO vanaf 2002, de OECD vanaf 2007, en meer recent de Europese Unie. Deze week (9-11 december) is er een conferentie van de ministers van Onderwijs van de EU-landen in Oslo met als thema ‘Opening up education through technologies’, als finale in de voorbereiding op een omvangrijk en ambitieus Europees initiatief in 2013. Dit bestrijkt alle onderwijs maar wordt primair ingestoken vanuit het publieke domein. En natuurlijk krijgen MOOCs daar hun eigen plek in.
4 Terug dan naar de MOOCs … In de Open Education en OER wereld is er de nodige kritiek op de MOOCs. Ze zijn niet écht ‘open’, want niet beschikbaar voor hergebruik, aanpassing of verdere verspreiding. Ze zijn veelal gebaseerd op een video-duplicering van het traditionele ‘hoorcollegemodel’, waar kennisoverdracht van de docent centraal staat in plaats van het leerproces van de student of leerling. En het is bekend dat de reputatie van de Amerikaanse elite universiteiten niet zozeer is verworven op hun onderwijskwaliteit maar veel meer vanwege hun excellente onderzoek. Wij delen die kritiek grotendeels maar zien de MOOCs als een belangrijke change agent in een proces dat nog maar een jaar op gang is. Er valt nog veel te verwachten en dan is het maar beter dat je ‘meespeelt in het spel’. In die zin zijn we het van harte eens met José van Dijck.
5 Maar, zoals hiervoor betoogd, de ontwikkeling is veel breder en loopt al langer en het is verstandig om MOOCs in dat perspectief te plaatsen. Dan zien we niet alleen bedreigingen, zoals de in het artikel genoemde vercommercialisering van het onderwijs of misbruik van verzamelde data, maar ook kansen. In het voorjaar van 2012 is door de Open Universiteit, in opdracht van SURF en Wikiwijs, een onderzoek gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot visie en beleid op open leermaterialen bij instellingen van hoger onderwijs in Nederland. Dit onderzoek leert dat er nog veel te winnen is als we in staat zijn om genoemde andere dominante prioriteiten, zoals hoe om te gaan met de bezuinigingen en het opstellen van prestatieafspraken met het ministerie, te flankeren met het adopteren van de nieuwe mogelijkheden die OER en MOOCs bieden. En het is prima dat de opkomst van MOOCs ons allen prikkelt om in beweging te komen in het opener maken van ons onderwijs, zowel in de publieke sector als in het private domein!