Deze blog is een coproductie van Ben Janssen (OpenEd Consult) en mij.
In deel 1 hebben we de aanloop naar Wikiwijs en de fase van het opstellen van het Programmaplan Wikiwijs beschreven. In dit tweede en laatste deel beschrijven we achtereenvolgens de fase van de uitvoering van het plan, de resultaten en de lessen die we kunnen leren. We sluiten af met een verantwoording van de bronnen waarop we deze blogs hebben gebaseerd.
De uitvoering (We Can Work It Out)
Voor wat we willen zeggen, voert het te ver om in detail de uitvoering van het plan te beschrijven. We beperken ons daarom tot zaken die wij als kenmerkend voor dit project en haar context beschouwen en die in onze ogen van waarde zijn om als les te kunnen worden meegenomen in huidige en toekomstige initiatieven rond open leermaterialen. We presenteren deze punten in een willekeurige volgorde.
Allereerst de naamgeving. Hoewel Plasterk in een overleg met de Kamercommissie voor Onderwijs repte van “Verder komt er op die site, anders dan in Wikipedia, meer dan tekst: we moeten bewegend beeld aanmoedigen, en ook interactieve zaken waardoor kinderen kunnen oefenen, opdrachten kunnen invullen en meteen kunnen kijken of ze het goed hebben et cetera”, is deze nuance niet door iedereen opgepakt. Dit had in het begin van het project een negatief effect op gebruikers: ze verwachtten een Wikipedia-opzet en look-and-feel en zagen bij de lancering iets heel anders. Er werden voorstellen gedaan om de naamgeving aan te passen om reëlere verwachtingen te wekken, maar deze pogingen werden door OCW geblokkeerd. Uit mijn (Robert) geheugen: “Het idee en de naam zijn bedacht door Plasterk. Gaat niet veranderen.” In presentaties gebruikten we toen vaak de term “Wiki-gewijs”: Wikiwijs heeft niet de look-and-feel van, maar is wel gebaseerd op de gedachte achter Wikipedia: in samenwerking komen tot gedeelde kennis.
Er waren bij de publicatie van de eerste versie van Wikiwijs meer verwachtingen die een verkeerd beeld schiepen bij gebruikers. Men verwachtte alleen rechtstreekse verwijzingen naar leermateriaal in de repository van Wikiwijs en geen verwijzingen naar leermaterialen in andere collecties (de referatory-rol van Wikiwijs). Ook verwachtten velen alleen kant en klare lessen. Deze verwachtingen werden in de communicatie en contacten vanuit Wikiwijs genuanceerd. Dit heeft succes gehad, zeker nadat de release van versie 1.0 in september 2010 beschikbaar kwam. Toen nam het aantal negatieve reacties op Wikiwijs sterk af.
In de maanden voor de lancering van Wikiwijs werd duidelijk dat een aantal voor Wikiwijs cruciale zaken niet op orde waren. Allereerst bleek bij een eerste test dat de metadata harvester Edurep, die als backbone voor Wikiwijs voorzien was, onvoldoende in staat bleek de voorziene grote vraag te verwerken. Er is toen gewerkt aan het snel beschikbaar krijgen van een meer schaalbare implementatie van Edurep, die gereed was bij de lancering van Wikiwijs in december 2009.
Na de lancering van Wikiwijs bleek dat Edurep alleen metadata volgens de standaard Content Zoekprofiel herkende. Dit was een standaard voor het metadateren van leermateriaal die indertijd vigerend was voor het funderend onderwijs. Wikiwijs was echter bedoeld voor gebruik door alle onderwijssectoren. Het hoger onderwijs maakte gebruik van een andere standaard, LORElom. Daarom werd door Edustandaard, in samenwerking met Wikiwijs, gewerkt aan één landelijke standaard voor metadata voor leermaterialen, geschikt voor alle onderwijssectoren. Dit leidde in 2011 tot de standaard NL-LOM. Daarna moest Edurep worden aangepast aan deze standaard, zodat effectief vanaf 2012 het hoger onderwijs ook gebruik kon maken van Wikiwijs.
Dit bleek echter te laat, want inmiddels had bij het hoger onderwijs het idee postgevat dat “Wikiwijs is toch alleen bestemd voor PO en VO”. Op zich wel begrijpelijk omdat in de aanloop er naartoe, ook in de beleidsdocumenten van OCW, vooral die sectoren werden genoemd. Er is toen vanuit Wikiwijs contact gezocht met SURF, hetgeen uiteindelijk leidde tot de oprichting van de Special Interest Group (SIG) Open Educational Resources, eind december 2010, en een innovatieprogramma binnen SURF rond open leermaterialen. Samen met Wikiwijs en de SIG zijn toen onder meer in 2013 tien strategische workshops georganiseerd voor hogeronderwijsinstellingen. In een dergelijke maatwerk workshop van een dagdeel werd, ondersteund door kernteamleden van de SIG en SURF, gepoogd het denken over open leermaterialen verder te brengen bij de betreffende instelling, bijvoorbeeld door formuleren van een visie of een start te maken met beleidsvorming.
Uit evaluaties vanuit Wikiwijs bleek echter dat de idee om met één platform ook het hoger onderwijs te bedienen ook om andere redenen niet haalbaar bleek. Het hoger onderwijs stelde andere functionele eisen aan het platform (zoals toegang krijgen tot buitenlandse repositories met open leermaterialen die vaak de metadatastandaard Dublin Core volgden). Daarnaast waren er ook kritische geluiden te horen over de uitstraling van een gezamenlijk platform. Uitspraken als “Ik ga als universitair medewerker toch niet mijn leermaterialen delen op hetzelfde platform als kleuterleidsters” of “het platform heeft een Teletubby uiterlijk, daar willen we ons niet aan conformeren” zijn voorbeelden van dergelijke geluiden.
Om bekendheid te vergroten en gebruik van Wikiwijs te stimuleren én om feedback en inspiratie te krijgen voor de te ondernemen activiteiten binnen Wikiwijs werden per sector in 2012 zgn. “kamers” ingericht. In deze kamers werkten stakeholders uit de betreffende sector samen met projectleden van Wikiwijs. Voor het MBO bleek deze kamer erg waardevol. In het MBO maakte vooral de groene sector gebruik van Wikiwijs. Vanuit de MBO-kamer is onder meer ervoor gezorgd dat er in Wikiwijs arrangementen kwamen voor Burgerschap, maar ook dat het MBO aansluiting zou vinden bij de toen vigerende versie van de Educatieve Contentketen.
De in onze ogen grootste misrekening was de initiële beslissing om geen eisen aan kwaliteit op te leggen voor te delen leermateriaal. We hadden hiervoor twee argumenten. Allereerst pleitte het rapport Dijsselbloem voor meer afstand van de overheid tot de werkvloer van het onderwijs. Wikiwijs leek echter juist het tegenovergestelde: een van bovenaf door de overheid geïnitieerd programma. Mede hierdoor ontstond direct vanaf de start veel weerstand tegen Wikiwijs, die met name geventileerd werd in social media en door zgn. edubloggers. Regels voor kwaliteit opleggen, zo veronderstelden wij, zou die weerstand alleen maar doen toenemen.
Daarnaast ging men binnen het programma ervan uit dat docenten het beste in staat waren de kwaliteit van hun eigen te delen leermaterialen te bepalen en dat daar geen regels van bovenaf voor nodig waren. Uitkomst was echter dat er veel leermaterialen op Wikiwijs werden gepubliceerd die slechte kwaliteit hadden, zowel vakinhoudelijk als qua vorm (bijvoorbeeld veel niet-werkende weblinks in de leermaterialen). Dit had uiteraard negatieve gevolgen voor de door gebruikers gepercipieerde kwaliteit van Wikiwijs.
In contacten met docenten bleek daarnaast dat dezen vaak behoefte hadden aan een instrument dat hen hielp te bepalen of hun leermateriaal voldoende kwaliteit had. Dit leidde tot de ontwikkeling van een “minimaal kwaliteitsmodel”. In dat model werden de minimale eisen voor kwaliteit geformuleerd. Dit model kon als een afvinklijst door docenten worden gebruikt. Het is daarna onder meer door meerdere vakcommunity’s als basis gebruikt om hun opvattingen over kwaliteit in een soortgelijk model vast te leggen. Op basis van vigerende kwaliteitsmodellen is toen het keurmerkconcept geïmplementeerd in Wikiwijs. Een keurmerk is een vignet dat community’s kunnen toevoegen aan leermaterialen in Wikiwijs wanneer die voldoen aan hun kwaliteitsmodel. Door te klikken op zo’n keurmerk kreeg een gebruiker toegang tot het achterliggende kwaliteitsmodel van de community. Hiermee wordt kwaliteit van leermateriaal zichtbaar en transparant. Daarnaast kregen gebruikers ook de mogelijkheid om aan leermateriaal een waardering van 1 tot 5 sterren te geven of er een review over te schrijven. Gedurende de looptijd van het programma kende een groep van 150 leermiddelenspecialisten van Digischool (waarmee nauw werd samengewerkt tijdens het programma) sterrenwaarderingen toe aan leermateriaal.
In 2010 is, conform het Programmaplan, een eerste versie van Wikiwijs Maken opgeleverd. Met deze auteurstool kon leermaterialen gemaakt worden, waarbij het veelal ging om combineren van allerlei al bestaande bronnen. De zo ontstane resultaten werden “arrangementen” genoemd. Deze tool bleek al snel een killer app voor Wikiwijs te zijn. Dit kwam primair omdat de tool erg laagdrempelig was. Gebruikers met geen of nauwelijks ervaring met ICT waren met erg weinig ondersteuning in staat hun eigen arrangementen te maken. Meer ervaren ontwikkelaars konden ook terecht in Wikiwijs Maken voor meer complexe resultaten. Maar ook de mogelijkheid om de arrangementen eerst alleen te delen onder een door de docent te bepalen groep bleek erg aan te spreken. Hierdoor konden docenten eerst feedback verzamelen op hun arrangement of het eerst uitproberen onder hun eigen leerlingen voordat ze het vindbaar maakten voor “de wereld”. Dit tweetraps delen bleek onzekerheden te verminderen die docenten anders zouden weerhouden hun materiaal te delen. Wikiwijs Maken werd ook gebruikt als tool door studenten van de eerstegraads lerarenopleiding aan de Eindhoven School of Education. In hun opleiding was ook aandacht voor het maken van leermaterialen voor VO. De resultaten daarvan werden vanaf 2012 gepubliceerd in Wikiwijs Maken. Dit leverde een aantal mooie pareltjes op.
Parallel aan de ontwikkeling van Wikiwijs werd ook het project Open Leermiddelenbank vanuit het Innovatieplatform-VO voortgezet. Er vond regelmatig overleg plaats over toepasbaarheid van Wikiwijs als platform voor hun open leermaterialen. Het project culmineerde in 2011 uiteindelijk in de nog steeds bestaande organisatie VO-Content. Zij creëert voor vakken in het VO open doorlopende leerlijnen en publiceert die als arrangement in Wikiwijs Maken.
Bij de start van Wikiwijs was alleen publicatie onder de Creative Commons licentie CC-BY mogelijk. Deze keuze werd in het Programmaplan als volgt verwoord: “Open is het sleutelbegrip binnen Wikiwijs. Het open leermateriaal in de Wikiwijs-repository wordt daarom ontsloten met de meest liberale licentievorm: CC-by”. Een keuze die o.a. door de Groep Educatieve Uitgevers (GEU) werd toegejuicht. Docenten gaven echter aan deze licentie te liberaal te vinden. Ze hadden angst dat hun gedeelde leermateriaal gebruikt zou worden in niet-open leermaterialen; iets wat de licentie in principe mogelijk maakt. Er werd toen besloten om ook de licentie CC BY-SA mogelijk te maken. Dit bleek positief uit te werken op het aantal leermaterialen dat werd gedeeld.
Verschillende docenten gaven ook aan dat ze hun leermaterialen wel wilden delen, maar dat ze opzagen tegen het metadateren ervan. Vanuit het programma is daarom in 2010 een metadateerservice ingericht. Docenten konden hun te delen leermaterialen naar deze service sturen met informatie over doelgroep en vakgebied. De mensen achter de service leidden uit de leermaterialen de metadatawaarden af en voerden die in Wikiwijs in. Pas na goedkeuring hiervan door de betreffende docent(en) werden de leermaterialen vrijgegeven. Dit leverde uiteindelijk rond de 3000 leermaterialen op.
Op gezette tijden lanceerde het programmateam acties om docenten te stimuleren hun leermaterialen te delen. Daar zaten dan kleine beloningen aan vast, zoals boekenbonnen. Dergelijke acties leverden extra leermaterialen op, maar diverse docenten gaven aan dat ze hun materialen ook wel hadden gedeeld als de beloning er niet zou zijn. Het gaf ze alleen een laatste zetje.
Al gedurende het schrijven van het Programmaplan en gedurende de hele uitvoeringsfase waren er, naast veel positieve geluiden, ook zorgen en kritische geluiden, vooral op social media. Een voorbeeld is een opiniestuk in de Volkskrant van 13 februari 2009. Daarin stelden de auteurs dat methodes niet kunnen worden vervangen door losse materialen. Ontwikkelen van leermateriaal is een vak dat niet iedere docent evengoed beheerst. Wikiwijs is daarom een gevaarlijke ontwikkeling, volgens de auteurs van dit stuk. Hun bewering dat Plasterk de methodes wil afschaffen ten faveure van open leermateriaal konden wij echter nergens vinden. Deze en soortgelijke kritische geluiden dwong het programmateam scherp te blijven bij het maken van keuzes, maar kostte soms ook veel energie met weinig opbrengsten voor het programma.
Toen Wikiwijs startte bestond er al een website Leermiddelenplein, onder beheer van SLO. Op deze website publiceerden commerciële uitgeverijen informatie over de door hen aangeboden methoden en leermaterialen. Docenten konden zo bepalen welk aanbod het beste paste bij hun wensen. Omdat Wikiwijs de opdracht had ook gesloten materiaal vindbaar te maken werd er gezocht naar hoe beide platformen geïntegreerd konden worden. Daar werd in 2012 door OCW meer druk op gezet: opdracht werd gegeven om beide platformen samen te voegen. De gesprekken hierover verliepen erg moeizaam. Na anderhalf jaar (!) overleggen was men het eens over de naam: wikiwijsleermiddelenplein. Vanaf toen moest Wikiwijs ook zo worden genoemd in alle communicatie uitingen. Al snel na afloop van het programma Wikiwijs bleek een samenvoeging toch te lastig om te realiseren door verschillende opvattingen, onder andere over de wijze van metadateren.
De resultaten (Look What You’ve Done)
Aan het einde van het programma in 2013 waren niet alle beoogde resultaten zoals vastgelegd in de KPI’s gehaald. Gehaald waren de aantallen downloads en de beoogde waardering. Dat laatste cijfer was echter wel gebaseerd op een klein aantal daadwerkelijk aangebrachte ster-waarderingen. Het aantal uploads bleef echter achter op wat beoogd was (in 2013 een kleine 1400 in plaats van de beoogde 1800). In het eindverslag staat hierover
“In het Wikiwijsonderzoek wordt ruim aandacht besteed aan alle psychologische factoren die een rol spelen bij het delen van materiaal. Dit kan variëren van ‘ik heb veel tijd in het maken van het materiaal gestoken en krijg er niets voor terug’ tot ‘ik vind mijn materiaal niet goed genoeg om te delen met collega’s via het internet’. Overigens delen veel collega’s wel materiaal binnen de eigen sectie of instelling. Het beïnvloeden van docenten om lesmateriaal met elkaar te delen vergt zeer veel inspanning en is niet alleen afhankelijk van het programma Wikiwijs maar ook van het beleid van de school en de opvatting van de schoolleider. De uploads in Wikiwijs zijn vooral te danken omdat Wikiwijs samenwerkingsverbanden van docenten waarbij lesmateriaal werd gemaakt, heeft gefaciliteerd.”
Het Programma Wikiwijs heeft ook veel aandacht gegeven aan professionalisering van docenten om met open leermaterialen te kunnen werken. Onder meer zijn 118 trainingen gegeven waar zo’n 2000 docenten geleerd hebben te werken met Wikiwijs en hoe men de kwaliteit van digitaal leermateriaal kan beoordelen. Ook was een Wikiwijsdossier op het platform Leraar24 gepubliceerd om docenten te helpen bij het werken met open leermateriaal.
Dertien partijen, organisaties of koepelverenigingen waaronder Pegasus Gymnasia en het Montessorionderwijs hadden ultimo 2013 in Wikiwijs een eigen keurmerk. Daarmee waren hun opvattingen over wat kwalitatief goed leermateriaal is openbaar en transparant zichtbaar.
Uit het Wikiwijs onderzoek bleek dat “mede door Wikiwijs open leermateriaal definitief op de kaart van de leermiddelenmix (is) gezet. Als men kijkt naar het gebruik van digitaal lesmateriaal in het onderwijs dan is 52% open digitaal materiaal en 48% gesloten”.
De sectorkamers zijn onvoldoende van de grond gekomen. Dit instrument om het eigenaarschap te beleggen in de onderwijssectoren had met een aantal problemen te kampen. In de onderwijssectoren hadden andere issues een hogere prioriteit en moest er continue aandacht gevraagd worden voor open leermateriaal.
Al tijdens het programma is nagedacht over continuering en verdere doorontwikkeling van Wikiwijs na 2013. Dit resulteerde erin dat Kennisnet het platform adopteerde en sinds 2013 continu doorontwikkeld heeft. Dit wordt mogelijk gemaakt door een jaarlijkse subsidie vanuit het Ministerie van OCW.
Geleerde lessen (You Can’t Always Get What You Want)
Tijdens en na afloop van het programma zijn diverse onderzoeken uitgevoerd om geleerde lessen te kunnen formuleren. Deze lessen presenteren we hier in willekeurige volgorde. Hoewel het programma al enige tijd geleden is beëindigd, zijn de lessen onzes inziens nog steeds waardevol voor initiatieven rond open leermaterialen. Een aantal van de lessen zijn nadien in onderzoeken van andere projecten en programma’s rond open leermaterialen wereldwijd ook benoemd.
Les één: Kwaliteit is belangrijk
De eerdergenoemde misrekening rond aanname van kwaliteitsbewustzijn bij docenten was een harde les: kwaliteit is key. Veel onderzoeken die, wereldwijd, inmiddels zijn verschenen illustreren dit. Bekwame docenten zijn de belangrijkste factor voor de kwaliteit van open leermaterialen. In het programma bleek dat maar een kleine groep docenten vakinhoudelijk en didactisch in staat is om zelf goed leermateriaal te maken. Dit had Plasterk in zijn brieven aan de Kamer ook al beschreven, evenals de aanname dat maken van arrangementen een lagere drempel geeft. Dit stelt eisen aan de professionalisering van docenten, liefst al bij studenten van de lerarenopleidingen.
Les twee: ‘Wisdom of the crowds’ werkt alleen als er genoeg massa is
De basisgedachte achter Wikiwijs, namelijk het benutten van de “wisdom of the crowds”, werkt alleen als er een voldoende grote kritische massa van deelnemers is. Zolang de massa niet groot genoeg is, is een tijdelijke oplossing nodig, zoals een redactie die kwaliteitsbeoordelingen uitvoert. Zodra er voldoende massa is, kan dit tijdelijke hulpmiddel worden overgedragen of uitgeschakeld. Veel initiatieven na Wikiwijs organiseren de crowd in de vorm van vakgemeenschappen, maar het blijft een uitdaging om deze gemeenschappen duurzaam actief te houden. Er is al veel onderzoek gedaan naar dit onderwerp, maar verder onderzoek en het verzamelen van best practices zijn nog steeds nodig.
Les drie: Besluitvormers (zoals schoolleiders) spelen een belangrijke rol bij het faciliteren en stimuleren van het maken, delen en gebruiken van open leermateriaal
Vanaf het begin heeft Wikiwijs zich gericht op docenten, het in beweging brengen van de massa. Om de docenten binnen hun instelling in beweging te krijgen spelen besluitvormers (zoals schoolleiders) een belangrijke rol. Dit kan door het geven van extra tijd, het scheppen van randvoorwaarden en stimuleren van het gebruik van open leermateriaal. Ook ten aanzien van het delen van materiaal speelden schoolleiders meer dan eens een belemmerende rol. Het programma had meer aandacht moeten geven aan besluitvormers opdat zij zich richten op het stimuleren en faciliteren van docenten rondom open leermateriaal. De cruciale rol van besluitvormers bij duurzame adoptie van open leermaterialen is nadien in veel onderzoeken vastgesteld.
Les vier: Te grote vrijblijvendheid om open leermateriaal te gebruiken
Wikiwijs is zo opgezet dat docenten en scholen zelf de keuze hebben om er gebruik van te maken of hun bestaande werkwijze te continueren. Deze vrijblijvendheid zorgt dat de kleine groep enthousiastelingen er direct mee aan de slag gaat. Diezelfde vrijblijvendheid maakte het echter moeilijk om de grote massa mee te krijgen die vasthouden aan hun oude vertrouwde manier van werken. En het verhindert docenten, van wie de schoolleider niet de juiste randvoorwaarden geschapen heeft, om er mee te experimenteren. Door open leermateriaal separaat neer te zetten, was het ook makkelijk voor docenten/scholen om het separaat weg te zetten en door te gaan op de oude manier. Door in programma’s meer te richten op het kunnen samenstellen en inzetten van een optimale mix van leermaterialen door docenten (en lerenden!) kan een deel van deze vrijblijvendheid worden weggenomen: als de waarde van open leermaterialen in een onderwijscontext duidelijk is voor een docent of student, dan zal het met grote waarschijnlijkheid ook deel gaan uitmaken van de mix.
Les vijf: Aanwezigheid van een technische Infrastructuur is essentieel, maar niet voldoende
Het hebben van een infrastructuur als Edurep en een nationale standaard voor metadata maakte een snelle start van het programma mogelijk. Met het platform Wikiwijs hoeven nu afzonderlijke initiatieven minder aandacht te besteden aan een technische infrastructuur, maar kunnen ze direct aan de slag met open leermaterialen. De open toegang van Wikiwijs voor delen van leermateriaal (alleen een vrij account is voldoende, beschikbaar voor iedere belangstellende) is een belangrijke factor hierbij. Dit maakt Wikiwijs tot een echt open platform. Het is echter niet voldoende voor een duurzame adoptie van open leermaterialen. De andere lessen wijzen ook op de noodzaak voor bijvoorbeeld flankerend beleid en activiteiten zoals professionalisering.
Les zes: Bottom-up en top-down moeten in evenwicht zijn
Om succesvol te zijn, moeten activiteiten voor het implementeren van een beleid voor open leermaterialen op scholen zowel enthousiasme hebben van docenten (die het werk zullen doen) als van het schoolmanagement (dat de middelen en mogelijkheden moet bieden voor docenten om activiteiten op dit gebied uit te voeren).
De resterende lessen richten zich op de rol van de overheid bij Wikiwijs en wat we daaruit kunnen leren. Onze analyse is gebaseerd op de theorie van de “ondernemende staat” van de Italiaans-Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato. Zij heeft in haar onderzoek duidelijk gemaakt dat de overheid een veel grotere rol speelt bij innovaties dan vaak wordt aangenomen. Door Wikiwijs te analyseren via Mazzucato’s theorie maken we duidelijk dat de Nederlandse overheid niet slechts een facilitator is (geweest), maar een actieve innovator in het onderwijsdomein. Zonder het overheidsingrijpen van de afgelopen 15 jaren was een grootschalig, duurzaam en vrij toegankelijk platform voor open leermaterialen, zoals Wikiwijs is en verder kan uitgroeien, zeer waarschijnlijk niet ontstaan, om de simpele reden dat commerciële partijen hier geen directe winst in zien, en het de financiële kracht van de onderwijsinstellingen te boven gaat.
Les zeven: De overheid als strategische investeerder is essentieel
Al voordat de overheid het initiatief nam voor Wikiwijs was ze ondersteunend bij initiatieven voor gebruiken van open leermaterialen in het onderwijs. Deze ondersteunende houding, ook bij regelingen die na het programma Wikiwijs zijn ingevoerd, was en is cruciaal om adoptie van open leermaterialen door het onderwijs in alle sectoren te vergroten. Het verschafte de financiële middelen om eerste activiteiten met open leermaterialen bij onderwijsinstellingen, die veelal naast het reguliere werk moesten worden uitgevoerd, mogelijk te maken.
Wikiwijs is in 2009 gelanceerd op initiatief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om het gebruik en de ontwikkeling van open leermaterialen te stimuleren. De overheid financierde het Programma Wikiwijs met € 8M voor vijf jaar en zorgde voor de ontwikkeling een basisinfrastructuur waar scholen en docenten hun materiaal kunnen vinden, aanpassen en delen. Dit sluit aan bij Mazzucato’s visie dat overheden een actieve rol moeten spelen in innovatie en infrastructuurontwikkeling, zeker waar de private sector minder of niet geïnteresseerd is in projecten zonder directe winstgevendheid. Met het programma Wikiwijs heeft de overheid door haar investeringen bijgedragen aan de ontwikkeling van een infrastructuur van cloudopslag, interoperabele platforms en standaarden voor open leermaterialen die onderwijsinstellingen, docenten, studenten en anderen vrij kunnen gebruiken.
Les acht: Door Wikiwijs helpt de overheid marktfalen te overbruggen
Een tweede aspect uit Mazzucato’s visie op de rol van de overheid, is dat waar marktfalen optreedt, de overheid een belangrijke rol heeft. Commerciële educatieve uitgevers domineren de markt voor leermiddelen en hebben weinig prikkels om volledig open materiaal te ontwikkelen, of aan een programma zoals Wikiwijs deel te nemen. Door publiek gefinancierde open leermaterialen beschikbaar te stellen via Wikiwijs, wordt een alternatief geboden voor dure (gesloten) leermaterialen. Docenten en scholen worden gestimuleerd om zelf leermaterialen te ontwikkelen en delen, wat innovatie in het onderwijs bevordert.
Dit is geen gemakkelijke opgave gebleken. De betrokkenheid van OCW bij Wikiwijs als opdrachtgever had ook een keerzijde. Vooral door de lobby van commerciële partijen moest veel energie worden gestoken in vindbaar maken van niet-open, commerciële leermaterialen.
Les negen: Langetermijnvisie en duurzame financiering is essentieel.
Wikiwijs is door structurele steun vanuit de overheid bezig uit te groeien tot een stabiele infrastructuur binnen het gehele onderwijs. In de programma’s Impuls Open Leermateriaal (en hopelijk ook Npuls, wat voor ons vanzelfsprekend zou moeten zijn) wordt daaraan hard gewerkt. Sinds de start van het Programma Wikiwijs is er sprake van een veranderende houding van de overheid ten opzichte van open vormen van onderwijs en de rol van open leermaterialen die in de periode na het programma zichtbaar werd. We denken hierbij aan de stimuleringsregeling open en online onderwijs, de ambitie geformuleerd in de Strategische agenda 2015 dat “alle docenten aan Nederlandse HO-instellingen hun onderwijsmateriaal open beschikbaar stellen” en de formulering in het coalitieakkoord van het Kabinet Rutte 4 “‘Open science’ en ‘open education’ worden de normen, mits de nationale veiligheid hierbij niet in het geding komt”. Daarmee lijkt het alsof de overheid zich in haar beleid zich steeds meer is gaan richten op het algemene belang van open leermaterialen en steeds minder op het belang van private partijen. Of dat inderdaad zo is, en welke motieven en belangen daarbij een rol spelen, is de moeite waard om te onderzoeken.
Mazzucato benadrukt dat veel innovaties voortkomen uit langetermijninvesteringen van de overheid en een duidelijke beleidsvisie. De casus van Wikiwijs laat zien dat een “ondernemende staat” essentieel is voor het ontwikkelen van ICT-infrastructuren die publieke waarde creëren. Het betekent ook dat de ontwikkeling van een infrastructuur voor open leermaterialen niet afhankelijk moet zijn van kortdurende projectfinanciering, maar van een structurele visie waarin open leermaterialen als essentieel worden gezien voor het onderwijsbeleid. Ondanks de hier geschetste investeringen lijkt een dergelijke structurele visie bij de overheid er echter (nog?) niet te zijn. Waarom de overheid een stevig standpunt heeft ingenomen betreffende het verplicht open publiceren van resultaten uit door overheid gefinancierd onderzoek en veel minder duidelijk is ten aanzien van open leermaterialen, is een vraag die de moeite waard is om nader te onderzoeken.
Les tien: Het vereist een continue inspanning om open leermaterialen op de agenda te houden
Het onderwijs in Nederland is continu in beweging en staat voor een aantal grote uitdagingen, waaronder een forse bezuiniging. Daardoor bestaat het gevaar dat het thema open leermaterialen, die kunnen bijdragen aan oplossingen voor veel van die uitdagingen, van de agenda verdwijnt. Er moet continu getracht worden om open leermaterialen op de agenda te houden en te verbinden met belangrijke thema’s, als middel tot het bereiken van een oplossing. Uit de KPI’s van het Programma Wikiwijs is ook te zien dat in die tijd vooral aandacht was voor open leermaterialen als instrument en minder voor de waarde ervan, met uitzondering van de morele waarde “publiek betaald, publiek beschikbaar”. Er was daardoor onvoldoende aandacht voor de “What’s in it for me/us” vraag en de potentiële waarden van open leermaterialen.
Indien het Wikiwijs programma in deze tijd zou lopen, zouden we met name aandacht vragen voor de kernwaarden van “open”: bijdragen aan meer gelijkwaardigheid, diversiteit en inclusiviteit in het onderwijs. In een tijdsgewricht waar deze waarden sterk onder druk staan, door politieke ontwikkelingen, maar ook door de opkomst van de Large Language Models waar deze waarden ook niet lijken te worden nageleefd, is een verzameling kwalitatief hoogwaardige open leermaterialen uiterst belangrijk geworden. Dit betekent dat de ontwikkeling van een infrastructuur voor open leermaterialen niet afhankelijk moet zijn van kortdurende projectfinanciering, maar van een structurele visie van de overheid waarin open leermaterialen als essentieel worden gezien voor het onderwijsbeleid.
Verantwoording
Bij het schrijven van deze blog hebben we ons gebaseerd op openbaar beschikbare documenten, zoals regeringsbrieven en verslagen van kamervergaderingen (leve de open overheid!). Daarnaast had Robert de bestanden die voor en tijdens het programma voor hem in zijn rol als projectleider belangrijk waren nog beschikbaar. Een overzicht van deze bronnen is hierna weergegeven.
Daarnaast hebben we missende informatie opgevraagd bij Jan-Bart de Vreede (Kennisnet en indertijd ook projectleider in het Wikiwijs programma) en Ron Zuijlen (directeur van VO-Content). We danken hen hierbij voor die informatie.
Bij het schrijven hebben we ook geput uit ons geheugen. Daarbij hebben we geprobeerd zoveel mogelijk onderbouwing te vinden in beschikbare bronnen, maar dat is niet altijd gelukt. Daar waar dat niet is gelukt hebben we dit aangegeven. Een disclaimer hierbij over de betrouwbaarheid van dat laatste wordt heel mooi verwoord door de Ierse schrijver Samuel Beckett in zijn essay over Proust uit 1930:
“Voluntary memory (Proust repeats it ad nauseam) is of no value as an instrument of evocation, and provides an image as far removed from the real as the myth of our imagination or the caricature furnished by direct perception.”
Bronnen
Openbaar (chronologisch geordend)
- Parlementair onderzoek onderwijsvernieuwingen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Parlementair_onderzoek_onderwijsvernieuwingen (13-2-2008)
- TNO rapport Leermiddelen voor de 21e https://publications.tno.nl/publication/104205/ha3nCk/34775.pdf (31-7-2008)
- Advies van de Onderwijsraad Onderwijs en open leermiddelen https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2008D02894&did=2008D02894 (8-9-2008)
- Samenwerking met Wikiwijs (Wikimedia) https://nl.wikimedia.org/wiki/Samenwerking_met_Wikiwijs
- Kabinetsreactie advies Onderwijsraad ‘Onderwijs en open leermiddelen’ https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2008D19672&did=2008D19672 (3-12-2008)
- Brief 2e kamer 7 april 2009. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-VIII-154.html (7-4-2009)
- Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 21 april 2009, over de Kabinetsreactie advies Onderwijsraad “Onderwijs en open leermiddelen” https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/commissieverslagen/detail?id=2008Z08424&did=2009D24869 (21-4-2009)
- CPB document Beoordeling projecten innovatie en onderwijs 2008: Analyse ten behoeve van toewijzing FES-gelden. https://www.cpb.nl/publicatie/beoordeling-projecten-innovatie-en-onderwijs-2008-analyse-ten-behoeve-van-toewijzing-fes- (24-4-2009)
- Brief aan de Tweede Kamer: De financiële en juridische aspecten van Wikiwijs en aanbieding van het door Stichting Kennisnet en de Open Universiteit Nederland opgestelde programmaplan “Wikiwijs in het onderwijs” https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2009Z14672&did=2009D38058 (12-8-2009)
- Brief aan de Vereniging van Educatieve Auteurs https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2009D38582&did=2009D38582 (19-8-2009)
- Besluitenlijst pv OCW van 10 september 2009 https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2009D42534
- Antwoorden op vragen Tweede Kamer https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2010D44200&did=2010D44200 (11-11-2010)
- Programmaplan Wikiwijs 2011-2013. https://www.oerknowledgecloud.org/archive/110815%20Wikiwijs%20Program%20Plan%202011%20-%202013%20(def).pdf (15-8-2011)
- Strategische Agenda “De waarde(n) van weten” https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2015D27606&did=2015D27606 (7-7-2015)
- Gratis maakt nog niet goed(koop). Evaluatie Wet Gratis Schoolboeken. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016D32953&did=2016D32953 (6-9-2016)
- Informateurs overhandigen eindverslag en coalitieakkoord https://www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/informateurs-overhandigen-eindverslag-en-coalitieakkoord (15-12-2021)
Openbaar, achter betaalmuur (chronologische geordend)
- Lesmateriaal is geen flanswerk https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/lesmateriaal-is-geen-flanswerk~b95815b0/ (13-2-2009)
- ‘Wikipedia’ voor het onderwijs staat online. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/wikipedia-voor-het-onderwijs-staat-online~b98f3249/ (14-12-2009)
- Uitgevers kapen Wikiwijs. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/uitgevers-kapen-wikiwijs~beb963ee/ (3-11-2010)
Niet openbaar (persoonlijk archief van Robert Schuwer)
- Wijs met Wikiwijs. Reactie van de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU) op de brief van minister Plasterk van 7 april 2009 betreffende Stimulering open leermiddelen: Wikiwijs in het onderwijs. (8-4-2009)
- Adviesnotitie Wikiwijs in het Onderwijs, uitkomsten van de verkenningsfase. Cap Gemini, 12-3-2009
- Opdracht MBO Kamer Wikiwijs 18-1-2012
- Verantwoording 2e Fase Wikiwijs 2011-2013
Overige bronnen (papers en boek)
- Van Acker, F., Vermeulen, M., Kreijns, K., Lutgerink, J., & Van Buuren, H. (2014). The role of knowledge sharing self-efficacy in sharing open educational resources. Computers in Human Behavior, 39, 136-144. https://doi.org/10.1016/j.chb.2014.07.006
- Janssen, B., Jelgerhuis, H. & Schuwer, R. (2014). Supporting open education policymaking by higher education institutions in the Netherlands: lessons learned. https://www.robertschuwer.nl/download/Supporting-Open-Educational-Policymaking.pdf
- Mariana Mazzucato (2017). De ondernemende staat. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. ISBN: 9789046819302
- Schuwer, R. (2013). Wikiwijs: Using OER as Driver for Maturation. In McGreal, R., Kinuthia, W., & Marshall, S. (eds.), Open educational resources: Innovation, research and practice (pp. 165-171). Commonwealth of Learning and Athabasca University, Vancouver. https://www.oerknowledgecloud.org/archive/pub_PS_OER-IRP_web.pdf
- Schuwer, R., Kreijns, K., & Vermeulen, M. (2014). Wikiwijs: An unexpected journey and the lessons learned towards OER. Open Praxis, 6(2), 91. https://doi.org/10.5944/openpraxis.6.2.116
- Schuwer, R., & Mulder, F. (2009). OpenER, a Dutch initiative in open educational resources. Open Learning: The Journal of Open, Distance and e-Learning, 24(1), 67-76. https://doi.org/10.1080/02680510802627852