Deze week kwam de 12e editie van het rapport Grade Level: Tracking Online Education in the United States uit. Deze studie wordt sinds 2002 uitgevoerd door de Babson Survey Research Group (BSRG), met partners Pearson, Tyton en Online Learning Consortium. Dit rapport verschijnt kort na hun onderzoek naar adoptie van OER, waarover ik in oktober een blogpost schreef. In de onderhavige studie wordt breder gekeken naar de stand van zaken rondom aanbod van (al dan niet open) online onderwijs.
Een complicatie bij deze editie is dat ze voor het eerst ook gebruik maken van data aangeleverd door Integrated Postsecondary Education Data System (IPEDS). Dat heeft als voordeel dat er veel meer data aanwezig is (instellingen moeten verplicht data aanleveren aan dit instituut), maar het maakt vergelijkbaarheid met eerdere jaren lastiger omdat er verschillen in definities zijn tussen IPEDS en de BSRG. Om de resultaten beter te kunnen interpreteren is het goed te weten welke omschrijvingen gehanteerd worden voor de begrippen Online en Distance Education.
De volgende tabel geeft de gebruikte omschrijving van een online cursus:
Aandeel online | Type cursus | Omschrijving |
0% | Traditioneel | Geen gebruik van online technologie. Content wordt schriftelijk of mondeling overgedragen |
1 – 29% | Webgefaciliteerd | Gebruikt webtechnologie voor ondersteuning van een face-to-face cursus. Kan gebruik maken van een ELO of webpagina’s om een syllabus of opdrachten te publiceren. |
30 – 79% | Blended / hybride | Cursus mixt online en face-to-face overdracht. Een substantieel deel van de content wordt online overgedragen, gebruikt online discussies en heeft een beperkte hoeveelheid face-to-face momenten |
80+% | Online | Cursus met (bijna) alle content online aangeboden. Kent doorgaans geen face-to-face momenten |
De omschrijving van distance education van IPEDS: A course in which the instructional content is delivered exclusively via distance education. Requirements for coming to campus for orientation, testing, or academic support services do not exclude a course from being classified as distance education. Deze omschrijving zorgt bij de instellingen voor onduidelijkheid. Tellen bijvoorbeeld blended of hybride cursussen mee?
In een apart hoofdstuk in het rapport wordt uitgelegd welke gevolgen het heeft voor de vergelijkbaarheid. De resultaten die ik in deze blog presenteer worden minder beïnvloed door deze overgang, zeker waar het jaar-op-jaar veranderingen betreft.
Het rapport gebruikt responses van ruim 2800 colleges en universiteiten en de IPEDS data van nog eens 4891 instellingen. De steekproef vertegenwoordigt 78,7% van de inschrijvingen in het hoger onderwijs.
De volgende resultaten vond ik de meest opvallende uit het rapport. Bedenk hierbij wel dat dit de situatie in de US meet. Deze kan niet één-op-één worden vertaald naar de situatie in Europa, maar kan wel input zijn voor overwegingen die instellingen voor hoger onderwijs in Nederland kunnen gebruiken wanneer ze nadenken over beleid of activiteiten op het gebied van online onderwijs.
De volgende tabel geeft het aantal studenten dat in 2012 en 2013 is ingeschreven in een distance education course, uitgesplitst naar type instelling.
2012 | 2013 | Delta | ||
Public | 3.584.745 | 3.750.745 | 166.000 | 4,6% |
Private not-for-profit | 684.030 | 770.219 | 86.189 | 12,6% |
Private for-profit | 799.417 | 736.415 | -63.002 | -7,9% |
Total | 5.068.192 | 5.257.379 | 189.187 | 3,7% |
Opvallend zijn hier de verschillen bij de private instellingen. Het rapport geeft hier geen verklaring voor, maar wellicht dat bij die not-for-profit instellingen al in 2013 MOOC’s onderdeel van hun aanbod uitmaakten (al dan niet hergebruikt), waar dat bij for-profit instellingen nog teveel onzekerheid geeft (bijvoorbeeld over de kwaliteit of de toestemming voor hergebruik).
Dat het belang van online onderwijsaanbod steeds groter wordt gevonden geeft de volgende grafiek weer.
Over een positief effect op de leeruitkomsten zijn de meningen wat gereserveerd, gegeven de resultaten voor de vergelijking Learning outcomes in online education compared to face-to-face. Over de jaren heen is men wel wat positiever geworden, maar de meerderheid ziet geen verschil of denkt zelfs dat de resultaten slechter zijn.
Acceptatie van online education door de staf is in de loop van de jaren niet veel gewijzigd, met wel een lichte stijging in het aantal responses voor niet-acceptatie:
In verschillende jaren is ook gemeten of het vasthouden van studenten bij online onderwijs lastiger is dan bij face-to-face onderwijs. Het percentage respondenten dat het eens is met deze stelling stijgt gestaag. Wellicht dat de meningen meer en meer op (negatieve) ervaringen worden gebaseerd in de loop der jaren door de groei in online aanbod.
Moeite met vasthouden van studenten bij online onderwijsaanbod wordt door 65,3% als een (heel) grote barrière beschouwd voor acceptatie van online onderwijs. Andere barrières zijn het meerwerk voor de facultaire staf (77,9%) en het gebrek aan acceptatie van een online graad door potentiële werkgevers (37,5%).
MOOC’s
In de survey zijn drie vragen over MOOC’s gesteld. Omdat deze vragen in drie achtereenvolgende edities zijn gesteld, is vergelijking van de resultaten mogelijk. Allereerst de resultaten over het aanbod van MOOC’s door instellingen:
Misschien verrassend vanwege alle aandacht en de hype die er de afgelopen jaren was, maar het overgrote deel van de respondenten overweegt nog geen MOOC te publiceren. Wellicht dat de resultaten van de andere vragen een verklaring hiervoor vormen.
De tweede vraag meet de mening over duurzaamheid van aanbieden van een MOOC:
Hieruit blijkt dat in de loop van de afgelopen jaren steeds meer instellingen vraagtekens zetten bij de duurzaamheid van een MOOC als vorm van cursusaanbod. Ik ben mede daarom wel benieuwd naar de resultaten wanneer naar plannen voor hergebruik van een MOOC van derden zou worden gevraagd.
De laatste vraag peilt de meningen over de waarde van een MOOC om ervaring te krijgen met online didactiek:
Uit deze resultaten blijkt dat instellingen minder geloof krijgen in een MOOC als middel om ervaring op te doen met online didactiek. Experimenten zullen wellicht plaatsvinden met andere vormen van online onderwijs, zoals SPOC of webinars. Maar misschien dat ook meer geëxperimenteerd wordt met blended vormen van onderwijs, waarbij online didactiek aangevuld wordt met offline werkvormen.
Binnen het EU-gefinancierde HOME-project is een survey uitgevoerd, waarbij vergelijkingen met eerdere edities van deze Babson survey konden worden gemaakt. De resultaten daarvan zullen binnenkort gepubliceerd worden. Dan zal ook blijken in hoeverre de situatie in Europa al dan niet vergelijkbaar is met die in de US waar het MOOC’s betreft.