De afgelopen dagen reflecteerde ik op de vele artikelen en blogposts waar ik de afgelopen maanden op ben gewezen of die ik zelf ontdekt heb. Het overgrote deel daarvan gingen over Massive Open Online Courses (MOOC’s). Een MOOC is echter slechts één van de verschijningsvormen van een proces “Opening up education” waar ik hier al eerder over blogde. Het grootste onderscheid met Open Educational Resources is daarbij dat de content van een MOOC (in ieder geval die van een xMOOC) niet open is in de zin van vrij bewerkbaar en herbruikbaar onder voorwaarden.
Door alle aandacht voor MOOCs zou je bijna denken dat OER zelf in Nederland al zodanig mainstream is dat er geen aandacht meer voor nodig is. Niets is echter minder waar en in deze blogpost wil ik een aantal nog steeds bestaande vraagstukken over OER bespreken.
Een eerste vraagstuk betreft de kwaliteit van OER. Voor de repositories met open leermateriaal die vanuit het hoger onderwijs in Nederland worden aangeboden (OU, Delft en Leiden) is “men” het er wel over eens dat de kwaliteit van de content erin hoog is. De vraag daarbij is wel wat dan precies onder kwaliteit wordt verstaan. Tevens is het een vraagstuk hoe en waar een docent die op zoek is naar OER om te kunnen hergebruiken moet zoeken en, indien gevonden, hoe dan op een efficiënte en effectieve wijze de toepasbaarheid in de eigen context (een kwaliteitsaspect!) kan worden bepaald. Momenteel verricht ik een studie hiernaar die o.a. de vraagstukken over kwaliteit van OER voor het hoger onderwijs in Nederland in kaart moet brengen. Later dit jaar meer hierover.
Vindbaarheid van OER is een tweede vraagstuk. De meeste docenten en studenten die op zoek zijn naar open leermateriaal zullen Google gebruiken. In de zoekresultaten zullen veelal potentieel geschikte leermaterialen “verstopt” zitten tussen allerlei bronnen die ofwel niet voldoen aan de behoeften van de zoeker ofwel niet open zijn. Er zijn zoekmachines beschikbaar voor zoeken naar OER, maar zelfs ingewijden in OER kennen die zoekmachines niet. Daarbij zijn ze ook veelal beperkt tot zoeken in een gering aantal repositories. Zie bijvoorbeeld de op Google Custom Search gebaseerde zoekmachine bij Wikiwijs, die een 60-tal repositories doorzoekt.
Mede gerelateerd aan het eerstgenoemde vraagstuk van kwaliteit is het feit dat het zoeken naar materiaal waarbij ook door de context bepaalde factoren als didactiek en doelgroep meegenomen kan worden momenteel niet breed ondersteund wordt. Op kleine schaal zijn er wel oplossingen waarbij deze factoren in metadata elementen worden beschreven, maar het is nog geen wereldwijde standaard. De vraag is daarbij ook of metadata daarvoor een oplossing zal zijn: wie gaat al die metadata toevoegen? Ik geloof meer in ontwikkelingen waarbij dergelijke contextinformatie op de een of andere wijze automatisch wordt afgeleid uit bv. gegevens van logbestanden van repositories en koppelingen met gebruiksprofielen van eerdere gebruikers.
Het vraagstuk van businessmodellen voor OER en meer in het bijzonder de verdienmodellen is er ook nog steeds. De aandacht voor businessmodellen is met de recente opkomst van MOOC’s weer actueel geworden. Zelf aanbieden van MOOC’s of inzetten voor eigen onderwijs? Maar ook: levert hergebruik van OER bewezen voordeel op? Welke extra inkomsten kunnen de gederfde kosten van aanbieden van vrij beschikbaar materiaal compenseren? Is het alleen duurzaam te krijgen met overheidssubsidies of zijn er ook andere vormen van financiering mogelijk? Nauw gerelateerd aan dit vraagstuk is ook het ter beschikking krijgen van door data ondersteunde bewijzen van claims die aan OER worden toegeschreven zoals hogere kwaliteit leermaterialen en efficiëntere productie. De Evidence Hub van OLNet is een mooie aanpak hiervoor.
Een vierde en wellicht het grootste vraagstuk is dat van de human factors rondom gebruik en delen van open leermaterialen en, breder, gebruik van digitale leermaterialen. Ik leer hier veel over van mijn collega’s bij de Open Universiteit Karel Kreijns, Marjan Vermeulen, Frederick Van Acker en Hans van Buuren. Ze willen inzicht krijgen in wat docenten beweegt digitale leermaterialen te maken, delen en gebruiken, de door hen uitgesproken intentie hiervoor en het daadwerkelijk gedrag hierin. Hierbij gebruiken ze het Integrative Model of Behavior Prediction (IMBP) van Fishbein. De eerste resultaten van hun onderzoek leert dat er een waarneembaar verschil is tussen de uitgesproken intentie en het werkelijk gedrag. Deze resultaten zijn gepubliceerd in Pedagogische Studiën (oktober 2012) en Computers in Human Behavior (januari 2013). Paul Kirschner heeft een mooi commentaar op die eerste resultaten gegeven. Hun vervolgonderzoek moet onder meer zicht geven op welke variabelen dat verschil nu kunnen verklaren.
Misschien tijd voor een OER onderzoeksagenda?
Pingback: OER en kwaliteitverbetering | Open Education
Pingback: Zoekt en gij zult vinden | Open Education