Gisteren attendeerde Darco Jansen (EADTU) me op een publicatie van het Ministerie van OCW Gratis maakt nog niet goed(koop). In deze publicatie van SEO Economisch onderzoek en Oberon wordt de Wet Gratis Schoolboeken (WGS) geëvalueerd. Deze wet is in 2008 ingevoerd en had tot doel om de kosten voor leermaterialen in het VO voor ouders te beperken en de marktwerking op de educatieve boekenmarkt te verbeteren.
Door deze wet werden scholen in het VO meer dan voorheen gedwongen na te denken over leermiddelenbeleid. Immers, waar eerst de rekening voor leermaterialen bij de ouders kon worden gelegd, zorgde deze wet ervoor dat diezelfde rekening door de school moet worden voldaan. Per leerling betekende dat een maximum van rond €320 per jaar. Met de aanname dat open leermaterialen minder kosten met zich meebrengen bij aanschaf bood deze wet kansen voor alternatieven uit het open domein (naast andere potentiële voordelen zoals meer materialen beschikbaar waardoor maatwerk beter mogelijk wordt en meer efficiency bij creëren van leermaterialen).
De hoofdvraag van het onderhavige evaluatierapport luidde:
Werkt de Wet Gratis Schoolboeken en de (daaruit voortvloeiende) aanbestedingsplicht?
Het onderzoek omvatte een survey onder ouders, scholen en sectieleiders/leraren, een aantal interviews met diverse stakeholders en case studies op zes scholen.
Om een eerste idee te geven van de inhoud van dit rapport kan bovenstaande wordle worden bekeken. En inderdaad: het woord “open” ontbreekt! Handmatige analyse van de tekst leerde me dat het woord open in de context van open leermateriaal alleen wordt genoemd op pagina 67 (van de 86) (nadruk aangebracht door mij): “Vandaar dat in het sectorakkoord is opgenomen dat OCW er in overleg met de VO-raad en aanbieders voor zorgt dat digitale leermiddelen (open en betaalde) zo snel mogelijk en in voldoende mate vindbaar en bruikbaar zijn gemaakt doordat een aantal eigenschappen ervan zijn beschreven zoals leerniveau, vakgebied, onderwerp en de mate waarin ze voldoen aan de wettelijke kerndoelen.”. Merk daarbij op dat, door de tegenstelling met betaald te leggen, hier open in de betekenis van gratis en waarschijnlijk niet de bredere betekenis van rechten op aanpassing omvat.
Mij verbaast het dat in dit onderzoek het gebruik van open leermaterialen niet is meegenomen, al is het maar om meer inzicht te krijgen in adoptie ervan in het VO. Via het platform Wikiwijsleermiddelenplein biedt een partij als VO-Content vrij arrangeerbare leerlijnen aan voor diverse vakken. En in november vorig jaar kon uit dit bericht op de site van Kennisnet worden opgemaakt dat Wikiwijsleermiddelenplein meer en meer gebruikt wordt om eigen leerlijnen te creëren en te delen:
In het rapport wordt in een passage het volgende opgemerkt over zelf creëren van leerlijnen (p. 34): “De meeste leraren willen niet zelf hun leerlijn vormgeven, omdat dat teveel tijd kost en de kwaliteit niet hoger zal zijn (Robert: dan een beschikbare methode). Zoals één respondent meldt: ‘de toegevoegde waarde van een leraar zit in het contact met de leerling en in maatwerk, niet in het ontwikkelen van een algemene methode’.”
Enkele passages uit dit rapport vond ik op zijn zachtst gezegd opvallend. Zo wordt over gebruik van digitale leermiddelen gezegd (p. 34-35):
De knelpunten die scholen ervaren bij leermiddelen hangen echter vrijwel allemaal samen met de wens meer maatwerk aan leerlingen te kunnen leveren: gepersonaliseerd onderwijs op basis van modulair vormgegeven (digitale) leermiddelen. Ministerie en VO-raad concluderen “Op dit moment stuit het flexibel verwerken, betalen en gebruiken van digitaal leermateriaal op problemen.” De verwachtingen over digitalisering zijn altijd hoger geweest dan de realiteit. Het aanbod aan digitale leermiddelen wordt als te beperkt gezien. Leraren twijfelen over de kwaliteit en vakinhoud van digitaal materiaal. (…) De digitale middelen die er zijn, worden vooral gezien als additioneel aan in plaats van vervangend voor de folio-methode. 67 procent van de leraren geeft aan de digitale middelen die ze gebruiken bij de methode te krijgen. Ook leraren in de survey die ontevreden zijn over lesmateriaal, geven vooral het gebrek aan digitale mogelijkheden als reden. Het digitale materiaal dat nu op de markt is, is vaak nog niet geschikt, vinden docenten die zijn geïnterviewd tijdens de case studies. “Methoden zijn weliswaar meer en meer digitaal, maar nog niet adaptief.” “Dit biedt weinig meerwaarde boven de gratis content die ik zelf bij elkaar zoek.” Daarnaast zijn er andere redenen waarom geïnterviewde docenten nog niet enthousiast zijn over digitale leermiddelen:
|
Respondenten zijn er vrij eensgezind in dat de huidige wijze van inkopen niet bijdraagt aan de innovatie, en waarschijnlijk remmend werkt. Men wijst op de beperkte mogelijkheden om innovatief uit te vragen, op de marktverhoudingen en op de termijnen waarop contracten worden uitgesloten.(…)Tegelijk geven respondenten ook aan dat de mate van innovatie afhankelijk is van de vraag van scholen en dat die in de praktijk helemaal niet innovatief is. Er is een verschil in wensen van leraren en bestuurders. Zoals een geïnterviewde stelt: “bestuurders klagen dat de innovatie niet snel genoeg gaat en wijzen dan naar de aanbieders, terwijl hun leraren niet kiezen voor de innovatieve middelen.” |