Erkenning van non-formeel leren in een MOOC


Op 6 juni publiceerde de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een verkenning naar MOOC’s en online HO. In deze verkenning formuleert de NVAO haar standpunt over het erkennen van non-formeel leren in een MOOC door een reguliere instelling voor hoger onderwijs. Ria Jacobi heeft hierover een blog geschreven. Toevallig was ik eerder die week aanwezig bij een expertworkshop over hetzelfde onderwerp, georganiseerd door het Joint Research Centre van het Institute for Prospective Technological Studies (IPTS) in Sevilla. Deze workshop was de eerste in een serie van vier over “strategies for openness in higher education”. Het doel van deze workshop was tweeledig:

  1. Verkennen van dimensies van openheid die later in een raamwerk voor openheid in HO gebruikt kunnen worden
  2. Verzamelen en bediscussiëren van huidige strategie en praktijk voor erkennen van leerprestaties via open education

In deze blog gaat het over het tweede doel. Het was jammer dat het NVAO-rapport er nog niet was omdat we dat dan in de discussies hadden kunnen meenemen.
In de workshop is verkend aan welke voorwaarden een MOOC zou moeten voldoen om een waarde te hebben voor de arbeidsmarkt en zijn scenario’s bekeken voor erkenning van een MOOC in formeel hoger onderwijs. Bij dat laatste is scenario 1 die de NVAO schetst als uitgangspunt genomen (“Een student, voor een bachelor of master ingeschreven aan een universiteit of hogeschool in Nederland of Vlaanderen, dient bij die opleiding een verzoekschrift in van het type “vrijstelling” of “extern onderwijs” op basis van online onderwijs uit het aanbod van een andere instelling. Het verzoek kan ook beoordeling van EVC/EVK betreffen.”) en is met name de mogelijke waarde van ECTS in dat kader bekeken.
Voor erkenning van een MOOC werden drie zaken uiteindelijk van belang gevonden:

  1. Voldoende vertrouwen in de identificatie en authenticatie van de aanvrager bij het volgen van de MOOC
  2. De vorm van assessment
  3. Aanwezigheid van een adequate beschrijving van de MOOC in termen van leerdoelen, omvang, niveau et cetera.
Ten aanzien van punt 3 werd gewezen op de ECTS-guide. Deze guide bevat (p. 28) een aanbeveling voor een beschrijving van een te accrediteren/beoordelen cursus. Deze kan voor het grootste deel ook worden gebruikt voor beschrijving van een MOOC. De guide wordt momenteel gereviseerd. Bij die revisie zullen onder meer aanpassingen aan nieuwe ontwikkelingen worden doorgevoerd.
Het volgende flowdiagram geeft een overzicht van stappen bij het erkennen van een MOOC. De ID-check en check op aanwezigheid van een assessment is een administratieve kwestie; de overige activiteiten moet door de staf worden uitgevoerd.

Enkele uitspraken die daarnaast werden gemaakt tijdens de discussies:

  • Erkenning zou gebaat zijn met meer vertrouwen in elkaars kwaliteiten, zowel binnen als tussen instellingen
  • In hoeverre gaat vervanging van formele degrees door MOOC-gebaseerd leren en certificering als ingang naar de arbeidsmarkt plaatsvinden? En gaat dit plaatsvinden in alle kennisdomeinen of alleen in kennisdomeinen waar de vraag groter is dan het aanbod (zoals IT)? Een criterium hier is ook domeinen waar de autonomie en het curriculum van een kennisinstelling belangrijk is (zoals het medische domein) en domeinen waar betrokkenheid van andere partijen een winst kan opleveren (zoals IT waar aanbod van geschoolde IT-ers kleiner is dan de vraag). In dat laatste geval: in hoeverre vormt dit een bedreiging voor formele instellingen binnen Europa?

 

KNAW symposium over MOOC

Op 8 april werd in het Trippenhuis in Amsterdam, de lokatie van de KNAW, een symposium over MOOC’s gehouden. Uit de aankondiging:

Zijn MOOC’s een zegen voor het hoger onderwijs in Nederland? Als het aan de minister van OCW, Jet Bussemaker, ligt, zijn MOOC’s de toekomst van het hoger onderwijs. (…) Maar wat is de impact van deze ontwikkeling op de Nederlandse onderwijsinstellingen, op het onderwijsbeleid en de onderwijsvisie? Wat gebeurt er internationaal, in Europa en daarbuiten? Wat is het businessmodel voor universiteiten en hogescholen om succesvol MOOC’s te ontwikkelen en aan te bieden? En wat betekent de ontwikkeling van (commerciële) MOOC’s voor het publieke onderwijs in Nederland?

Arie den Boon (UvA), Gideon Shimson (RU Leiden) en Timo Kos (TU Delft) schetsten hun visie op en ervaringen met MOOC’s op hun instelling. Fred Mulder (Open Universiteit) plaatste het geheel in een kader waarbij hij MOOC’s en OER met elkaar vergeleek op een aantal waarden (zoals autonomie en gelijkheid). Ewout Frankema (Wageningen Universiteit) gaf vervolgens een korte reflectie op alle presentaties en opende daarmee de discussie tussen de presentatoren en de zaal.
Enkele zaken die mij op deze avond opvielen:

  • Ewout Frankema merkte terecht op dat het docentperspectief op deze avond ondervertegenwoordigd was. Deze observatie is bij een andere gelegenheid al eens gemaakt door Bert Frissen (Avans hogeschool). Hij constateert een kloof tussen de vele publicaties over en aandacht voor OER en MOOC’s en wat een docent daarvan meekrijgt op een wijze dat het direct en eenvoudig toepasbaar maakt voor hem/haar. Opzetten van professionaliseringstrajecten voor docenten is m.i. slechts een deel van de oplossing. Er zal ook gewerkt moeten worden aan het vertalen en eenvoudig toegankelijk maken van de aanwezige kennis.
  • Door verschillende sprekers werd gewezen op de voordelen die een MOOC kan hebben wanneer je het koppelt met lopend onderzoek. De MOOC wordt daarmee een MOOR (Massive Open Online Research). Een veel voorkomende vorm is die waarbij deelnemers aan een MOOC data (in allerlei formaten) aandragen die voor een onderzoeker waardevol zijn (zoals foto’s van toepassingen van zonne-energie bij een MOOC van de TU Delft, waardoor de grootste onderzoeksdatabase ter wereld op dit gebied is ontstaan).
  • Het grote verschil tussen een MOOC en OER werd ook op deze avond weer duidelijk voor me. Het gaat daarbij niet zozeer over al dan niet aanwezig zijn van een open licentie, maar meer over verschillen in doelgroep en ervaren gemak. De doelgroep van een MOOC is een lerende. Die ervaart een gemak doordat een expert op een vakgebied een juiste mix heeft gemaakt van content en die tot een samenhangend geheel heeft gebundeld. Een docent heeft bij een MOOC echter weinig keuze: take it or leave it (als hergebruik al wordt toegestaan, wat in veel gevallen niet zo is). Het gemak van aanpassing aan de eigen context is dan niet aanwezig. De doelgroep van OER is vooral een docent. Deze staat voor de taak om voor een lerende een juiste combinatie van OER en ander (al dan niet gesloten) materiaal te maken voor zijn of haar doelstellingen. Het ervaren gemak daarbij is de mogelijkheid die materialen te kunnen bewerken en aan te passen aan de eigen context. Een lerende zal (behoudens grotere samenhangende OER-materialen zoals open textbooks) problemen hebben de juiste OER te combineren tot een samenhangend geheel, mede omdat hij het overzicht over het vakgebied mist (hij is immers een lerende). Het door docenten ervaren gemak van mogen aanpassen zal voor hem ook niet gelden.
  • Hergebruik van MOOC’s van derden werd ook enkele malen genoemd. Naast de vraagstukken die dit oproept tav accreditatie vroeg ik me ook af of dan het Not Invented Here syndroom niet gaat spelen.
  • Hoewel in de aankondiging van dit symposium ook hogescholen werden geadresseerd kwamen die in de presentaties en in de discussie niet aan bod. Een gemiste kans.

 

Ontwerp en uitvoering van een MOOC

Gisteren verscheen een onderzoeksrapport The pedagogy of the Massive Open Online Course: the UK view van twee onderzoekers van de University of Edinburgh, onder de vlag van de Higher Education Academy in Groot Brittanië. De onderzoekers hebben 58 MOOC’s die door universiteiten in de UK worden aangeboden als onderwerp van hun onderzoek genomen. Er wordt geconstateerd dat de rol van de docent in een MOOC veelkoppig is: docent, ontwerper, mentor, marketeer voor je instelling etc. Een van de conclusies luidt:

MOOC pedagogy is not embedded in MOOC platforms, but is negotiated and emergent. Multiple social and material influences converge when MOOC pedagogy is enacted: teacher preferences and beliefs, disciplinary influences, patterns of learner expectation and engagement, and other contextual factors such as institutional teaching culture or the desire to generate analytics. We need to give greater attention to MOOC pedagogy as a socio-material and discipline-informed issue.

Deze conclusie kan ik onderschrijven. Ter illustratie enkele van de ervaringen die ik had met een aantal MOOC’s die ik heb gevolgd cq nog aan het volgen ben (op de platformen van Coursera, EdX en Futurelearn)

  • Op een video van een docent hoorde je de geluiden van een overvliegend vliegtuig en een brandweerwagen met loeiende sirene.
  • Afspelen van de video’s van een docent gaf pas een draaglijke ervaring bij snelheid 1.5
  • Bij meerkeuzevragen zijn er 5 opties, waarbij er meerdere correct zijn. Wanneer je geen idee hebt in welke richting je de oplossing moet zoeken moet je alle (maximaal) 31 combinaties uitproberen om de juiste te vinden, waarna je dan pas de terugkoppeling krijgt waarom dat antwoord correct is. Ik zou liever al wat hints krijgen bij een fout antwoord.
  • Bij een MOOC schrijft de docent een afleiding van een formule met krijt op een bord. Helaas staat hij vóór het bord, waardoor het geschrevene niet te lezen is.
  • De opbouw in moeilijkheidsgraad bij een MOOC over elementaire deeltjes is nogal abrupt, waardoor de stof ineens niet meer te volgen is. De toetsvragen daarna vragen echter alleen naar feitjes die eenvoudig te beantwoorden zijn, maar die het begrip van de stof niet toetsen.
  • Een docent kijkt veelvuldig naar beneden (waarschijnlijk om aantekeningen te bekijken). Dat gaat op den duur irriteren.

Geen misverstand: ik ben heel blij dat ik met gebruikmaking van MOOC’s mijn kennis kan uitbreiden of opfrissen en ik geniet van de leerervaringen. Aanbieden van MOOC’s om te experimenteren en ervaring op te doen met dit fenomeen is een prima zaak, maar besteed dan wel aandacht aan details als die hier genoemd zijn en die eenvoudig te voorkomen zijn. Dat zou de leerervaring volmaakt maken.
 
 

MOOC's in Noorwegen

In augustus 2013 startte een commissie, ingesteld door de Noorse regering, onderzoek naar wat MOOC’s voor Noorwegen zouden kunnen betekenen. In december kwam een tussenrapport uit. Deze week verscheen de Engelse vertaling ervan, getiteld Time for MOOC. Hoewel het een tussenrapportage is en de Noorse regering hier (bij mijn weten) nog geen acties of beleid aan heeft verbonden is het wel leerzaam dit rapport te vergelijken met de begin januari verschenen “Brief van Bussemaker“.
Als achtergrond, allereerst enkele gegevens over Noorwegen, vergeleken met Nederland.

Noorwegen Nederland
Aantal inwoners 5,1M 16,8M
Aantal studenten in HO 53K bron 239K bron
% Huishoudens met breedband bron 86% 83%
Aantal universiteiten 6 + 6 gespecialiseerde 14
Aantal hogescholen 25 + 2 kunstacademies + 29 particuliere instellingen
Bron
38 bron
Voertaal op universiteit/hogeschool Noors/Sami/Engels Nederlands/Engels

Noorwegen heeft veel gemeen met Nederland: hoog percentage breedbandverbinding, een klein land en een relatief weinig gesproken voertaal. Dat laatste betekent veelal een beperkte keuze in private leermaterialen in de voertaal. In Noorwegen zijn leermaterialen voor primair en secundair onderwijs gratis voor de lerenden. Dat heeft een hoge betrokkenheid van de Noorse regering tot gevolg bij initiatieven die open leermaterialen opleveren (bron).
<Update>. Collega Wilfred Rubens wees me op een groot verschil tussen Noorwegen en Nederland. Door de grotere afstanden en de weersomstandigheden is de nood om online te leren in Noorwegen een stuk groter dan in Nederland.</Update>
Hoewel de titel van het rapport anders doet vermoeden gaan de aanbevelingen van de commissie veel verder dan alleen MOOC’s. In vergelijking tot de brief van Bussemaker bevat dit rapport veel meer detail in de aanbevelingen (hetgeen wel logisch is; de brief bevat 11 pagina’s, het rapport telt 75 pagina’s). De overeenkomsten tussen beide stukken:

  • De aandacht voor MOOC’s als middel om toegang tot hoogwaardig onderwijs te verbeteren en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs
  • Aandacht voor professionalisering van docenten op terrein van digitaal ondersteund onderwijs
  • Geen aanpassing nodig van bestaande wetgeving waar het erkennen van MOOC-certificaten voor een regulier programma betreft
  • Aandacht voor systematisch onderzoek naar digitaal ondersteund leren en doceren
  • Onderzoek assessment van skills die door deelname aan een MOOC zijn verkregen

Verschillen zijn er ook. De meest opvallende in het Noorse rapport:

  • Expliciete aandacht voor behoud van Noorse waarden in het onderwijs
  • Aandacht voor invloed op leven lang leren (zoals stimuleren dat bedrijfsleven de mogelijkheden van MOOC’s en soortgelijke middelen gaat gebruiken voor competentie ontwikkeling van hun werknemers)
  • Experimenten door Noorse instellingen voor hoger onderwijs om lerenden die niet voldoen aan de eisen voor reguliere toegang toegang tot MOOC’s te geven.
  • Onderzoeken welke gevolgen het ondersteunen van studenten in MOOC’s en andere vormen van webgebaseerd onderwijs heeft, zowel op financieel gebied als op de werkdruk bij instellingen
  • Versterken van de bestaande digitale infrastructuur en onderzoeken of er een nationaal platform voor MOOC’s moet komen en zo ja, of dat een eigen portal of een alternatief moet zijn

Opvallend is dat veel van de aanbevelingen gekoppeld zijn met voorstellen voor financiële ondersteuning door de overheid. Daar waar Bussemaker spreekt over € 1M per jaar komt het totaal aan aanbevolen ondersteuning in het rapport uit op € 7,8M (65M Noorse Kronen) per jaar. Deze cijfers zijn natuurlijk niet totaal vergelijkbaar, omdat het maar de vraag is welke aanbevelingen de Noorse regering zal overnemen en het totaalplaatje qua overheidsinvesteringen in deze ontwikkelingen ontbreekt. Maar kort door de bocht gerekend naar aantal inwoners betekent dat per inwoner € 1,53 in Noorwegen vs. € 0,06 in Nederland.
Voor de verdere beleidsvorming rondom open en online onderwijs in Nederland bevat dit rapport voldoende food for thought. Het eindrapport verschijnt in de zomer van 2014. Daarin zal o.a. aandacht worden besteed aan onderwijskundige aspecten van een MOOC, juridische vraagstukken, UDL en strategische samenwerkingen, zowel internationaal als binnen de Noorse HO-sector.

Beyond MOOC's

Deze week publiceerde het Britse onderzoeksinstituut Cetis een white paper Beyond MOOCs: Sustainable Online Learning in Institutions. Mijn collega Wilfred Rubens heeft in zijn blog deze paper besproken. De gevolgtrekkingen die hij daar maakt (beschouw MOOC’s als een proeftuin om te experimenteren met diverse onderwijsinnovaties, om op die manier de basis te leggen voor online leren van een hoge kwaliteit en voor nieuwe instellingsstrategieën rond online leren (inclusief business modellen) en de implicatie die dit heeft (vergelijk MOOC’s niet met reguliere cursussen, maar gebruik de inhoud van MOOCs wel daarvoor) onderschrijf ik.
Als aanvulling op zijn blog heb ik de elementen die in de paper worden onderscheiden (trends, kansen en strategische implicaties) in een figuur bij elkaar gezet. Ze zijn door de auteurs ingedeeld langs twee dimensies (impact en tijdshorizon). Sommige onderscheiden elementen gelden voor de meeste instellingen, andere slechts voor enkele.

Evenals de vorige publicatie over MOOC’s die deze auteurs vorig jaar uitbrachten is ook deze paper een must-read.

Credits voor een MOOC: soms lastig

Tijdens het schrijven van een artikel voor het trendrapport Open Education 2014 attendeerde Esther Hoorn van de Rijksuniversiteit Groningen me op een passage uit de Terms of Use van Coursera:

You may not take any Online Course offered by Coursera or use any Statement of Accomplishment as part of any tuition-based or for-credit certification or program for any college, university, or other academic institution without the express written permission from Coursera. Such use of an Online Course or Statement of Accomplishment is a violation of these Terms of Use.

Deze voorwaarde betekent dat credits verlenen voor een MOOC van Coursera alleen toegestaan is als Coursera hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Onduidelijk is of aan deze toestemming ook kosten zijn verbonden. In het licht van wat minister Bussemaker zojuist in DWDD heeft laten horen (credits kunnen krijgen door het volgen van een MOOC) verdient deze passage uit de Terms of Use op zijn minst enige bestudering. Een snelle check van de voorwaarden bij andere MOOC-platformen (Udacity, EdX, Iversity en Futurelearn) leerde me dat een dergelijke passage bij hen niet voorkomt. Bij OpenUpEd is er altijd een bewijs van deelname. Bij 80% van de daar aangeboden MOOC’s bestaat de (betaalde) mogelijkheid om een  certificaat te verkrijgen dat erkend wordt in een opleiding van de universiteit die de MOOC aanbiedt. Via Marja Verstelle van de Universiteit Leiden kwam de volgende procedure om ECTS-punten te verdienen bij sommige MOOC’s van Iversity:

Je krijgt de ECTS niet voor activiteiten in de MOOC zelf maar voor het afleggen van het tentamen op een fysieke locatie in Duitsland op een specifiek tijdstip. Samengevat: je moet een examen afleggen op 1 van 5 locaties op 1 datum (29 jan) gedurende x uur, daarvoor betaal je 129 euro. Je behaalde resultaten in de MOOC geven geen extra credits.

(Zie ook een eerdere blogpost die ik hierover schreef).
 

MOOC's vergeleken

Met de gestage groei in zowel het aanbod van MOOC’s als sites waarop MOOC’s worden aangeboden ontstaan er ook sites waarop naar MOOC’s kan worden gezocht op diverse criteria. Class-central was een van de eerste en (nog steeds) een van de meest volledige (met momenteel 1688 cursussen, waarvan er 804 reeds zijn beëindigd).
In dit artikel staan korte beschrijvingen van vijf sites waar MOOC’s niet alleen kunnen worden gezocht, maar waar ook een review van of waardering aan MOOC’s gegeven kunnen worden (meestal weergegeven op een schaal van 1 tot 5 sterren).
Momenteel bevatten de meeste MOOC’s die op die sites genoemd worden geen reviews en zijn de waarderingen gebaseerd op enkele deelnemers die de moeite hebben genomen een MOOC te waarderen. In onderstaande tabel staat per site aangegeven hoeveel cursussen er te vinden zijn en hoeveel cursussen er resp. meer dan 100, tussen 10 en 100 en tussen 1 en 10 beoordelingen hebben gekregen.

Site # Waarderingen
GradeMyCourse
(#: onbekend) (1)
>100: 7
10-100: 54
<10: 147
TopFreeClasses
(#: onbekend)
>100: 2
10-100: 8
< 10: >100 (2)
Coursetalk
(#: 1232)
>100: 5
10-100: >40
<10: >100 (2)
MOOCtivity
(#: 731)
Meeste geen waardering. Met waardering: gebaseerd op enkele (<10) personen
MOOCAdvisor
(#: 2581)
Meeste geen waardering. Met waardering: gebaseerd op enkele (<10) personen

(1) Alleen Coursera, Udacity en EdX
(2) Veel cursussen moeten nog beginnen, maar hebben al wel een waardering gekregen
Opvallend was de Coursera cursus An Introduction To Interactive Programming in Python. Deze cursus kreeg op GradeMyCourse en TopFreeclasses >1000 reviews, terwijl het bij MOOCtivity maar 4 waarderingen kreeg.
Al met al nuttige sites om vooraf meer inzicht te krijgen in zaken als moeilijkheidsgraad, ervaren aantal uren tijdsbesteding en ervaren tevredenheid. De vraag is of nog zo’n site erbij voor Nederland nuttig is. In een eerdere blogpost heb ik hier wel eens voor gepleit om docenten die een MOOC inzetten in hun curriculum die MOOC te beschrijven op enkele punten en die beschrijving te delen met de rest van Nederland. Een dergelijke White List (zoals ik dat toen heb genoemd) kan gekoppeld worden aan een van de hier beschreven vergelijkingssites, zodat alleen aanvullende informatie , nuttig voor docenten in de Nederlandse situatie, hoeft te worden beschreven (zoals plaats in curriculum).
 

MOOC en varianten: een jungle?

Terwijl Sebastian Thrun, een van de oprichters van MOOC-platform Udacity, twijfels lijkt te hebben over zijn geesteskind (lees het interview en lees ook een reactie van Audrey Waters), is er langzamerhand ook een steeds grotere diversiteit aan varianten van MOOC’s aan het ontstaan. Zie het volgende rijtje (met verwijzingen naar informatie over de inhoud die achter de term zit):

  • MOOC: Massive Open Online Course (deze omschrijving wordt regelmatig aangepast)
  • mOOC: Micro Open Online Course (minicursussen, aangeboden door de OER University)
  • SPOC: Small Private Online Course (Online cursus, veelal gesloten (geen inschrijvingen van andere dan eigen betalende studenten)).
  • SOOC: Selective Open Online Course (SPOC, maar zonder beperking aan inschrijvers, echter wel een selectieproces om te komen tot een gelimiteerd aantal deelnemers)
  • DOCC: Distributed Open Collaborative Course (MOOC met een didactiek van samenwerking tussen deelnemers, uitgaande van gedistribueerde expertise. Lijkt veel op de cMOOC)
  • LOOC: Local Open Online Course (afgeleid van een MOOC, maar online aangeboden aan de community van eigen studenten; eventueel met aanpassingen. Buiten de community is de cursus niet beschikbaar)
  • MOOR: Massive Open Online Research (MOOC, maar met een substantiële research component in de cursus, bijvoorbeeld door deelnemers tijdens de cursus de gelegenheid te geven bij te dragen aan lopende research projecten)
  • ROOC: Regional Open Online Course (MOOC met een regionale uitstraling, bijvoorbeeld blijkend uit de taal of de cases. Wordt in de verwijzing als een toepassing van MOOC’s voor HBO-instellingen gezien)

Naast deze varianten van MOOC’s is er voor een MOOC zelf ook een taxonomie voorgesteld die uitgaat van de didactiek achter de MOOC en die ieder op zich weer kan leiden tot varianten van een MOOC. De typologie gaat van transferMOOC (waarbij een bestaande offline cursus via een MOOC platform online beschikbaar wordt gesteld) tot cMOOC.
De openheid van een MOOC is een aspect waar ook discussie over blijft bestaan. Zo heb ik in een vorige blogpost de opvatting van de Hewlett Foundation al vermeld waarin de beperkte openheid (alleen vrij beschikbaar, maar materialen niet aanpasbaar) wordt bekritiseerd. Pierre Gorissen zet ook vraagtekens bij de openheid van een MOOC (waarbij in een comment bij die post Rita Kop stelt dat de originele cMOOC in 2008 een duidelijke definitie gaf die werd verwaterd bij de opkomst van de xMOOC). De badge die hij voorstelt om een MOOC te karakteriseren (en in feite aan te geven met welke van de varianten zoals hierboven genoemd, je te maken hebt) zou mijns inziens veel helpen.
De terminologie is zeker niet uitgekristalliseerd (zo zijn er nu al verschillende opvattingen over SPOC waarbij het onderscheid met een SOOC niet wordt gemaakt) en wellicht dat ik er ook enkele over het hoofd heb gezien. Wat deze verscheidenheid aan varianten wel aantoont is dat er druk geëxperimenteerd wordt met het concept van (al dan niet) open en online onderwijs. En dat is alleen maar goed, zeker zolang het uiteindelijke doel (verbetering van de kwaliteit van onderwijs en betere toegang tot kwalitatief goed hoger onderwijs voor iedereen in de wereld) niet uit het oog wordt verloren. Dan maakt het ook niet zoveel uit onder welk acroniem de cursus door het leven gaat.

Twee muzikale MOOC's vergeleken


In de afgelopen maanden heb ik twee Coursera MOOC’s gedaan die beiden een muzikaal onderwerp hadden: “History of Rock, part 1” door John Covack (University of Rochester) en “Exploring Beethoven’s piano sonatas” door Jonathan Biss (Curtis Institute of Music). Behalve dat beide onderwerpen me hobbymatig interesseren, was ik ook benieuwd naar hoe een MOOC over niet-exact onderwerp als muziek opgezet is. Met name de type opdrachten en examens hadden daarbij mijn interesse, maar ook of en hoe gebruik wordt gemaakt van multimedia anders dan alleen video met gesproken tekst.
Allereerst enkele karakteristieken van beide MOOC’s.

History of Rock Beethoven
Doorlooptijd 7 weken 5 weken
Aantal assignments 3 + examen 3
Type assignment Multiple choice Essays met peer review
Aantal registraties 43.000 35.000
Actieve participatie 24.000 18.000
Aantal assignments 8.000 2.000
Aantal participanten in forum 2.000 1.000

Bij beide MOOC’s vertelden de docenten in korte videoclips de inhoud. Maar daarmee hield de overeenkomst tussen beide MOOC’s wel op.
Bij de History of Rock cursus bleef het alleen bij uitgesproken tekst. Hier hadden kosten bespaard kunnen worden door de uitgesproken tekst downloadable ter beschikking te stellen. Deze feature was wel aanwezig bij de Beethovencursus: er was daar de mogelijkheid ondertiteling in te schakelen en de ondertiteling was ook als tekstbestand beschikbaar. Maar bij de laatstgenoemde cursus werden ook hele stukken uit de sonates door de docent “live” ten gehore gebracht om elementen uit zijn betoog te illustreren. Dat was een grote toegevoegde waarde van de video.
Een en ander zal wel te maken hebben met rechtenproblematieken voor de nummers die bij de History of Rock cursus ter sprake kwamen. Ook voor stukken die maximaal 30 seconden duren moet toestemming verkregen worden (in tegenstelling tot wat algemeen gedacht wordt) en dat zal misschien ook per land verschillen. Dat zet een cursus als History of Rock op dat aspect wel op achterstand ten opzichte van een cursus als die over Beethoven: die nummers zijn rechtenvrij en de docent voert het ook zelf uit.
De assignments en het examen bij de History of Rock cursus waren toetsen van pure feitenkennis. Onderstaand een voorbeeld van een vraag ter illustratie:
“Which description of the Wall of Sound best reflects the discussion in the video?”

  • Phil Spector developed the Wall of Sound in mono, not stereo, and it constituted an attempt to get the biggest sound possible in mono.
  • Phil Spector developed the Wall of Sound in stereo in an attempt to capture the clearest mix possible and to permit every single instrument and voice to be heard distinctly.
  • The Wall of Sound was a term used to describe the increasingly larger amplifiers and drum kits appearing onstage during the early 1960s, which when aligned along the back of the stage created a literal wall of sound.
  • Leiber and Stoller developed the Wall of Sound in an attempt to blend classical music and rhythm & blues into a softer pop style.)

De docent heeft over zijn ervaringen bij deze en een “Part 2” cursus een artikel geschreven. Een van zijn conclusies is

My experience has caused me to stop thinking of the MOOC as an alternative to the traditional college course. It is rather something like a very organized series of public lectures based on the structure of a college course. MOOCs are most valuable as a way of bringing the wealth of knowledge we produce and preserve in the academy to the broadest possible public—something, it must be admitted, we probably do not do enough. I use my MOOC video lectures in my regular course at Rochester now; I assign these lectures to students and this frees up class time to focus on particular pieces and discussions that we might not otherwise have gotten to.

Deze conclusie ondersteunt een steeds vaker gehoorde toepassing van MOOC’s voor (eigen) onderwijs: verbeteren van de campuservaring (in dit geval door een flipped classroom aanpak).
Jammer was dat vrij snel na afloop van de cursus de video’s niet meer beschikbaar waren (tenzij je ze van tevoren had gedownload). Dit vanwege een nieuwe sessie van de cursus die in september is gestart. Omdat er ook geen dictaat of andere schriftelijke teksten aanwezig waren kon de stof niet meer worden teruggekeken.
Naast de eerder genoemde muzikale fragmenten die in de cursus te horen waren was het grootste verschil bij de Beethoven cursus t.o.v. de History of Rock cursus de assignments. Bij ieder assignment moest een essay worden geschreven. Dit essay werd nagekeken door drie medestudenten. Wanneer je wilde dat je assignment beoordeeld werd, moest je zelf minimaal drie andere assignments nakijken. De beoordelingscriteria waren vooraf bekend. Meestal waren dat drie criteria, waarbij je bij de beoordeling drie keuzes had: “voldoet niet – voldoet – voldoet meer dan gevraagd”. Tevens was er de mogelijkheid een reactie te schrijven bij de beoordeling. De docent gaf de volgende waarschuwing mee (nadruk door mij aangebracht):

The purpose of the homework assignments is to give you an opportunity to engage with the lecture materials; they should not be a source of stress!
When evaluating your peers’ work, please remember that the course is open to students of all backgrounds. This means not only that the person whose work you are evaluating may be much more or less familiar with Beethoven’s music than you are, but that he or she may have a first language other than English.

De assignments waren erg uitdagend, zeker niet eenvoudig en leidden tot een beter begrip van de leerstof. Een voorbeeld van een assignment ter illustratie:

Listen to one of the nine Beethoven sonatas discussed in the course. Imagining that this is a contemporary work or that you lived when it was a new work, write a review of the piece (NOT the performance), preferably incorporating some of the historical and stylistic questions discussed in the course.

De vorm van review leidde tot veel reacties in het forum. De meest genoemde waren:

  • Doordat in het forum veel input kwam van personen die duidelijk erg thuis waren in het vakgebied gaven diverse deelnemers aan niet de assignments te willen maken vanwege de vrees dat ze dan “afgeschoten” zouden worden wanneer ze door zo’n expert beoordeeld zouden worden.
  • Veel deelnemers gaven aan zich niet competent genoeg te voelen om assignments te beoordelen. Ze beschouwden dit als een taak van een docent en niet van een student.
  • Ettelijke deelnemers beklaagden zich over de beoordelingen. Zij hadden het gevoel goed aan de opdracht te hebben voldaan, maar kregen een magere beoordeling en soms ook een reactie waar ze weinig mee konden.
Bij beide cursussen was ik uiteindelijk een drop-out: hoewel ik de intentie had het certificaat te halen is het niet gelukt (missen van een deadline van een assignment bij de History of Rock cursus resp. tijdgebrek en daardoor missen van een assignment bij de Beethovencursus). Dat doet echter geen afbreuk aan wat ik uiteindelijk bij beide cursussen heb opgestoken en hoe ik ze ervaren heb.

Voor de liefhebber tenslotte: de docent van de Beethovencursus, Jonathan Biss, is zelf een uitstekende pianist. Hier is hij (vanaf 57:14) te zien in een masterclass uit 2005 door Daniël Barenboim, waaraan ook de Chinese pianist Lang Lang meedeed.
 
 
 
 

Nationale en EU MOOC-portals: goed idee?

Twee berichten die vandaag mijn aandacht trokken. Allereerst het bericht dat Frankrijk met EdX is overeen gekomen een kopie van hun portalsoftware te gaan gebruiken voor een nationaal MOOC-platform. Dit als onderdeel van een eerder dit jaar door het Ministerie van Onderwijs gestart nationaal initiatief France Université Numérique. Het doel van dit initiatief is een portaal te creëren waar alle Franse universiteiten MOOC’s en andere vormen van online leren kunnen aanbieden. Initieel wordt 12 miljoen euro geïnvesteerd in het platform en creatie van MOOC’s. Eind oktober zullen de eerste 20 cursussen worden aangekondigd. Het doel is te starten in januari 2014.
Het tweede bericht betrof een artikel in The Guardian waarin de auteur, Alex Katsomitros, beargumenteert dat een EU-aanpak van MOOC’s dé mogelijkheid is om een echt Europese universiteit van de grond te krijgen die vele voordelen aan Europa kan bieden. Dit idee sluit goed aan bij het Opening Up Education initiatief dat vorige week door de EU is gelanceerd.
Nationaal, Europees of beiden? Of helemaal niet en het overlaten aan iedere instelling afzonderlijk? En zou een initiatief van het Ministerie van OCW om in Nederland een nationaal MOOC-platform te starten, een goed idee zijn? Voor ieder van de mogelijkheden zijn voor- en nadelen te benoemen. Maar bij een start van een nationaal of EU platform staat één ding buiten kijf: het platform zelf is het meest eenvoudige element in het geheel. Om het echt te laten slagen zijn stimulansen nodig. Voor een nationaal platform in Nederland zullen zowel universiteiten als hogescholen gestimuleerd moeten worden om, liefst gezamenlijk, te komen tot ontwikkeling van MOOC’s (bijvoorbeeld in landelijk “erkende” struikelvakken als wiskunde, statistiek, methoden van onderzoek). Stimuleer dan ook hergebruik van de ontwikkelde MOOC’s (dus accepteer niet het Not invented here syndroom). Publiceer, om dat hergebruik beter mogelijk te maken, het materiaal onder een Creative Commons licentie. En investeer in didactisch rijke MOOC’s, waardoor bijvoorbeeld zelfstandige bestudering van de stof beter mogelijk wordt en je minder afhankelijk bent van cohorten.
Kortom: minder vrijblijvendheid voor de instellingen bij een dergelijk initiatief, of het nu nationaal of op EU-niveau is! Dan en alleen dan is het een prima idee om een dergelijk initiatief te starten.