Verklaring nationale aanpak digitale en open leermaterialen

Het sluiten van de Unie van Utrecht, 1579, Simon Fokke, 1782 – 1784. Bron

Deze week hebben de Vereniging Hogescholen, Universiteiten van Nederland en SURF de Verklaring nationale aanpak digitale en open leermaterialen ondertekend. Daarmee “spreken de Nederlandse publieke hoger onderwijsinstellingen de ambitie uit de komende jaren als instelling zelf én in gezamenlijkheid, regie te voeren op het maken, delen, hergebruiken en inkopen van digitale en open leermaterialen en de daarbij behorende of af te leiden data. Op die wijze borgen de hoger onderwijsinstellingen belangrijke publieke waarden, voor nu en in de toekomst” (nadruk aangebracht door mij).

De Verklaring en deze ondertekening ervan is het resultaat van een proces onder leiding van Huib de Jong (onder veel meer voormalig bestuursvoorzitter van de HvA), begeleid door adviesbureau AEF, voornamelijk gerepresenteerd door Dennis van den Berg, en Yvonne Rouwhorst, de verbinder van de zone Gezamenlijk koersen op versnelling (kortweg het Koersteam) van het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT. Het Koersteam heeft einde 2020 dit proces geïnitieerd. De Verklaring kreeg tijdens dat proces de werktitel Unie van Utrecht (en persoonlijk vind ik het wel jammer dat dat niet de finale titel is geworden, maar je kunt niet alles hebben). De ambities waaraan de koepels en SURF zich door deze ondertekening hebben gecommitteerd hebben een horizon van 2035.

Ik denk dat het belang van dit commitment niet genoeg kan worden benadrukt. Leermaterialen zijn (te) lang een domein geweest waar weinig bestuurlijke aandacht voor was. De komst van digitale leermaterialen met hun vele mogelijkheden en daarmee samenhangende vraagstukken als optimaal gebruik in het onderwijsproces, betaalbare toegankelijkheid voor studenten, platformen van commerciële uitgevers en de bijbehorende risico’s, maar ook de waarden die open leermaterialen bieden hebben dit veranderd. Met dit commitment hebben bestuurders hun verantwoordelijkheid genomen voor dit domein, waarbij het toverwoord is regie te houden op leermaterialen:

  1. Hoger onderwijsinstellingen kiezen voor het zelf of in open co-creatie ontwikkelen van digitale en open leermaterialen. Dit gebeurt volgens het principe dat leermaterialen die het resultaat zijn van publieke financiering voor iedereen (digitaal) beschikbaar dienen te zijn.
  2. Hoger onderwijsinstellingen gaan gezamenlijk een aantal randvoorwaarden afspreken met betrekking tot de inkoop en co-creatie van commerciële leermaterialen, zodat komende ontwikkelingen op dat gebied onder regie van de instellingen kunnen plaatsvinden

Achtergronden van deze Verklaring zijn in een rapport te lezen. Samengevat:

  1. Aanleiding. Op basis van een studie van ResearchNed uit 2020 bleek dat hoger onderwijsinstellingen op dit moment nog onvoldoende in positie zijn om invloed op de keten van digitale leermaterialen te kunnen uitoefenen. Die positie kan worden vergroot door de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie en beleid op digitale leermaterialen. Het Koersteam heeft twee samenhangende ambities geformuleerd om tot een nationaal ecosysteem voor het gebruik van digitale en open leermaterialen te komen: (1) een landelijk initiatief voor het ontwikkelen en (her)gebruiken van open leermaterialen, en (2) een landelijk afsprakenstelsel en gezamenlijke inkoop.
  2. Belang van digitale en open leermaterialen. Digitale leermaterialen passen binnen een bredere ontwikkeling van digitalisering van het hoger onderwijs. In dat veld hebben diverse stakeholders een positie: studenten, docenten, ondersteuningsstaf (w.o. bibliotheken), gremia als SURF, traditionele uitgeverijen en EdTech bedrijven. Dat schept kansen (zoals meer mogelijkheden het leerproces van studenten te ondersteunen), maar vraagt ook aandacht voor risico’s (zoals verlies van autonomie en zorgen om veiligheid).
  3. In drie stappen naar adoptie van open leermaterialen. Hierin wordt dieper ingegaan op de vraag hoe onderwijsinstellingen zelf leermaterialen kunnen ontwikkelen en de transitie kunnen maken naar grotere adoptie van open leermaterialen.
  4. Afspraken en randvoorwaarden leermaterialen. Hierin wordt invulling gegeven aan waar gezamenlijke afspraken voor nodig zijn om regie te verkrijgen en behouden: auteursrechten (copyright), data, meta-datering en diverse ICT-standaarden en (gezamenlijke) inkoop en co-creatie van leermaterialen.
  5. Organisatie en governance. Als hoger onderwijsinstellingen een situatie wensen waarin leermaterialen open gedeeld worden én er onder publieke voorwaarden met commerciële partijen wordt samengewerkt, vereist dat een zorgvuldige governance: hoe werken de partijen samen en welke voorwaarden gelden daarbij.
  6. Groeimodel. Om uiteindelijk in 2035 de gewenste situatie te bereiken wordt een model geschetst waarin drie fasen zijn te onderscheiden:
    • Initiatie (2022-2024): uitwerken verklaring Regie op leermaterialen
    • Implementatie (2025-2030)
    • Consolidatie (2031-2035)

Wat betekent dit voor open leermaterialen?

De Verklaring spreekt over “digitale en open leermaterialen”. Deze formulering moet worden opgevat als “Digitale leermaterialen en (als een subset daarvan) open leermaterialen”. Nadrukkelijk wordt steeds als doel voor ogen gehouden de passende mix van leermaterialen, die (zeker waar het commerciële leermaterialen betreft) ook niet-digitaal kunnen zijn. “Open leermaterialen” worden in het rapport niet gedefinieerd, maar ik pleit sterk voor een zo breed mogelijke opvatting van dat begrip, waarbij minimaal digitale toegang zonder financiële drempels gewaarborgd is voor een zo groot mogelijke doelgroep (zie voor een uitgebreider definitiekader deze blog). Hoewel niet expliciet zo geformuleerd neigt de Verklaring wel naar die brede opvatting.

Het mooie van deze Verklaring vind ik dat (activiteiten rond) open leermaterialen niet als een afzonderlijk object van aandacht worden beschouwd, maar als een onderdeel van een groter en complexer ecosysteem van digitale leermaterialen. Dat maakt nadrukkelijk ook publiek-private samenwerking mogelijk bij creatie en aanbieden van leermaterialen. Daarbij kan inspiratie worden opgedaan bij enkele initiatieven in het buitenland, zoals NDLA in Noorwegen (ook beschreven op p. 34-39 van dit rapport) en de State University of New York (beschreven op p. 43-48 in dit rapport). Beide initiatieven tonen hoe dergelijke samenwerkingen grootschalige adoptie van open leermaterialen door instellingen kunnen bevorderen en versnellen door aandacht voor kwaliteit van leermaterialen, inzet vanuit een visie op onderwijs, training van stakeholders en open platformen waar de leermaterialen kunnen worden “afgespeeld”.

Ik wil ook pleiten voor (veel) meer aandacht voor dergelijke open platformen. In de Verklaring wordt wel gerept over “verdere inrichting en (door)ontwikkeling van de bestaande technische infrastructuur (edusources) om digitale en open leermaterialen op te slaan, te bewerken, te zoeken, te delen en te beoordelen”, maar niet over afspelen van die leermaterialen. Zo wordt bijvoorbeeld Youtube voornamelijk gebruikt om video’s te delen en af te spelen vanwege het gemak en de vrije toegankelijkheid daarvan. Maar eigenlijk zou een net zo eenvoudig alternatief waar onder meer privacy beter gewaarborgd kan worden beschikbaar moeten zijn (zie deze publicatie). In het MBO wordt al een aantal jaar met het open platform Xerte gewerkt, waarin naast maken en delen van de leermaterialen ook het afspelen ervan kan plaatsvinden. Commerciële uitgevers bieden die afspeelmogelijkheden voor hun leermaterialen aan. De af te spreken randvoorwaarden waarvan in de Verklaring sprake is zullen ook over die platformen moeten gaan. Maar zorg daarnaast voor een publiek beschikbare open variant voor dergelijke platformen. Dat draagt bij aan de regie op leermaterialen die je als gezamenlijke instellingen wil verkrijgen.

Parallel aan de realisatie van de ambities in de Verklaring zal structureel onderzoek moeten plaatsvinden naar adoptie van open leermaterialen. In mijn vorige blog heb ik al onderzoek naar effect van open leermaterialen op studiesucces genoemd, maar er zijn meer onderwerpen te benoemen zoals duurzaamheid van initiatieven rond open leermaterialen en bewaken van kwaliteit van open leermaterialen. In een latere blog zal ik hier dieper op ingaan.

Tenslotte zal de overheid ook stappen moeten zetten om de geformuleerde ambities te kunnen realiseren. De volgende passage in het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV (onder het kopje Sterker hoger- en wetenschappelijk onderwijs, p. 22) schept in ieder geval wel verwachtingen en vereist commitment van de overheid (nadruk aangebracht door mij):

We stimuleren de vrije en veilige uitwisseling van ideeën en borgen de academische vrijheid van wetenschappers. We stellen kaders vast voor de wetenschappelijke samenwerking met onvrije landen. ‘Open science’ en ‘open education’ worden de normen, mits de nationale veiligheid hierbij niet in het geding komt.

Uiteraard is Open Education meer dan alleen open leermaterialen (hoewel beide begrippen in het coalitieakkoord niet verder worden omschreven; zie voor opvattingen over Open Education bijvoorbeeld hier, hier en hier), maar meer adoptie van open leermaterialen schept wel een stevige basis om invulling te geven aan dit voornemen van de regering.

Posted in Open Educational Resources.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.