Deze blogpost is een coproductie van Ben Janssen (OpenEd Consult) en mij.
Vorige week werd de cOAlition S gelanceerd door 11 nationale onderzoeksfinanciers (waaronder NWO), met support van de Europese Commissie en de European Research Council (ERC). In hun woorden (bron):
…an initiative to make full and immediate Open Access to research publications a reality. It is built around Plan S, which consists of one target and 10 principles.
cOAlition S signals the commitment to implement, by 1 January 2020, the necessary measures to fulfil its main principle: “By 2020 scientific publications that result from research funded by public grants provided by participating national and European research councils and funding bodies, must be published in compliant Open Access Journals or on compliant Open Access Platforms.”
Dit initiatief kreeg terecht veel publiciteit en wordt algemeen beschouwd als een forse stap naar realisatie van het streven van Open Science, waar onderzoekspublicaties direct en zonder voorwaarden kosteloos beschikbaar komen voor iedere belangstellende. Groei in de wetenschap is tenslotte geworteld in een traditie waarbij voortgebouwd wordt op eerder bereikte resultaten. Artikelen moeten, om geaccepteerd te worden voor publicatie, aantonen wat eerder onderzoek heeft opgeleverd en welke nieuwe bijdrage de publicatie heeft voor het betreffende onderwerp. Om dit optimaal te laten werken is een zo groot mogelijke toegankelijkheid van onderzoeksresultaten essentieel. Open Access publicaties zijn hiervoor een prima middel.
In één van die reacties gaf het NWO aan verder te willen gaan dan alleen de 10 stappen die in het initiatief worden genoemd, en ook te streven naar een andere waardering van wetenschappelijke prestaties dan het tellen van publicaties in peer reviewed journals. Daarmee wordt de druk op publiceren verminderd; een druk die nu nog veel onderzoekers ervan weerhoudt hun resultaten in een Open Access journal te publiceren. Die druk leidt overigens ook tot een andere perversiteit in het huidige systeem, de neptijdschriften (predatory journals). Deze journals verleiden onderzoekers hun resultaten snel gepubliceerd te hebben, zonder een gedegen peer review proces, uiteraard na betaling van vaak een aanzienlijk bedrag.
>> Interview met Stan Gielen “NWO wil weg van de impact factor”
>> Artikel over neptijdschriften
Ik heb me al eerder afgevraagd waarom een soortgelijk initiatief niet ook voor open beschikbaarheid van leermaterialen van de grond komt. Leermaterialen die met publieke gelden worden gemaakt zouden voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Er is tenslotte al voor betaald (het morele argument). Net als bij onder Open Access publiceren van onderzoeksresultaten draagt open delen van leermaterialen bij aan kosteloze toegang tot kennis, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van SDG 4 van UNESCO: “to ensure inclusive and equitable quality education and promote lifelong learning opportunities for all” (het toegangsargument).
We kunnen constateren dat meer en meer overheden en de EU vereisen dat leermaterialen die tijdens een door de overheid of door de EU gefinancierd project worden gecreëerd, publiek beschikbaar moeten komen. Maar een zo alomvattend initiatief als cOAlition S is er niet voor open leermaterialen.
We hebben ons afgevraagd waar dat aan kan liggen. Welke factoren zijn in het geding die ons meer inzicht kunnen geven in waarom een brede coalitie voor het vrijelijk beschikbaar maken van publiek gefinancierde leermaterialen niet van de grond komt? Wij zijn tot de volgende argumenten gekomen. Wij nodigen lezers uit om daarop te reageren, om aanvullingen en wijzigingen voor te stellen.
Kosten
Een van de factoren lijkt ons de kosten te zijn. De kosten voor aanschaf van tijdschriften, om publicaties te kunnen en mogen raadplegen, zijn directe uitgaven die voelbaar zijn voor instellingen. Ze zijn ook zichtbaar in de jaarrekeningen van bibliotheken en instellingen.
Om een idee te geven van uitgaven: in Nederland ging het in 2015 om 43 miljoen euro (bron); wereldwijd in 2015 om een winstmarge (!) van €7,6 miljard (bron), hetgeen neerkomt op grofweg 30% van de omzet. Omdat instellingen direct met de nog steeds stijgende kosten te maken hebben, is dit onze ogen een belangrijke factor in de verklaring waarom internationaal de onderzoeks- en onderwijswereld tot een coalitie als de cOAlition S kan worden bewogen.
Kosten voor het maken van (open) leermaterialen zijn doorgaans indirect en onzichtbaar in de jaarrekeningen van onderwijsinstellingen. Ze zijn vooral verscholen in de “kostenpost werknemers”. De kosten voor studenten en self-learners komen überhaupt niet voor in de financiële overzichten van instellingen. Daarnaast zijn er nog de verborgen kosten van docenten die in hun eigen tijd materialen maken en aanpassen.
Een schatting van de kosten die jaarlijks aan het creëren van leermateriaal wordt besteed hebben we (nog?) niet kunnen vinden. Maar met het gegeven dat in Nederland in 2016 rond de 46.000 fte in hbo en wo werkzaam zijn als docent of onderzoeker (bron), met gemiddelde loonlasten per uur van €60, en de aanname dat per fte per jaar 40 uur besteed wordt aan ontwikkelen en aanpassen van leermaterialen, komen wij uit op geschatte jaarlijkse kosten van 40*46000*€60=€110 miljoen per jaar. Dit bedrag rechtvaardigt ons inziens een soortgelijk initiatief als cOAlition S voor open leermaterialen.
Ecosysteem
Voor wetenschappelijke publicaties bestaat er een internationaal erkend, hoog-ontwikkeld en goed functionerend ecosysteem. Dit ecosysteem zorgt voor wetenschappelijke vooruitgang. Dat de revenuen van dat ecosysteem zeer ongelijk verdeeld en toegeëigend worden is een versneller in de publieke discussie. Dit ecosysteem is van cruciaal belang voor het functioneren van andere ecosystemen, zoals het internationaal wetenschappelijk onderzoek, en het hoger (wetenschappelijk en beroeps) onderwijs. Het is wat minder verbonden met andere vormen van onderwijs, zoals PO, VO en de TVET-sector (Technical and Vocational Education and Training).
Bij Open Educational Resources moet een dergelijk ecosysteem feitelijk nog worden opgebouwd, en moet dat te ontwikkelen ecosysteem ook nog een keer verbonden worden met de bestaande ecosystemen van onderwijs en training.
Systeem van kwaliteitsborging
Het ecosysteem voor wetenschappelijke publicaties omvat een bekend en erkend systeem voor kwaliteitsborging, gebaseerd op peer review. Een belangstellende voor een publicatie heeft daarmee de zekerheid dat de publicatie voldoet aan een zekere minimum kwaliteit. Het ondermijnen van die zekerheid door de eerder genoemde predatory journals is daarom funest; het systeem dreigt een schijnzekerheid te geven.
Voor open leermaterialen bestaat een dergelijk systeem (nog?) niet. Instellingen hebben ieder hun eigen systeem van kwaliteitsborging van leermaterialen, maar het is veelal onbekend waarop een dergelijk systeem is gebaseerd en op welke aspecten leermaterialen bekeken wordt. Een gebruiker van open leermaterialen blijft daardoor onzeker over de kwaliteit en zal meer inspanningen moeten verrichten om te bepalen of het gevonden leermateriaal inderdaad de kwaliteit heeft die hij/zij zoekt.
Waarde voor de professional
Wetenschappelijke, peer reviewed publicaties dragen in hoge mate bij aan de reputatie van de onderzoeker en daarmee aan beoordeling en carrière. Grotere zichtbaarheid van die resultaten door Open Access publiceren helpt die reputatie te verhogen, hoewel er zoals eerder vermeld ook kanttekeningen hierbij te plaatsen zijn door teveel de beoordeling te laten afhangen van aantallen publicaties.
Open delen van leermaterialen heeft deze impact op reputatie niet of nauwelijks voor docenten. Open delen van leermaterialen speelt voor zover wij weten ook nauwelijks mee bij beoordelingen van docenten. In ons onderzoek uit 2017 is dit door niemand genoemd (bron)
Conclusie
We hebben een aantal factoren genoemd die een rol kunnen spelen in de verklaring van mindere belangstelling om te komen tot een initiatief voor open leermaterialen, cOERalition S, te vergelijken met cOAlition S voor Open Access. We blijven echter zitten met een onbevredigend gevoel dat we nog onvoldoende de vinger hebben kunnen leggen op de kern van dit verschil.
Voor ons is evenwel duidelijk dat we als OER community moeten werken aan het tot stand brengen van institutionele OER-ecosystemen en tegelijkertijd ook een nationaal OER-ecosysteem (waaronder een gekend en erkend systeem voor kwaliteitsborging). Dit gaat verder dan “mainstreaming of OER”. Nationaal is een belangrijk argument dat leermaterialen die in het onderwijs met publieke gelden worden gemaakt, onder open licenties beschikbaar moeten zijn.
Op 26 oktober organiseert SURF in samenwerking met de SIG Open Education een seminar “Open Science meets Open Education”. In dit seminar geef ik een sessie over het kwaliteitsvraagstuk waarover ik in deze blog spreek. Meer details.
Helder verhaal! Wat volgens mij de vergelijking lastig maakt, is dat je publicaties naast leermateriaal legt. Publicaties zijn min of meer eindproducten (daar kun je ook over discussiëren). Onderzoeksoutput kan echter allerlei vormen hebben, bijvoorbeeld data. Alhoewel het open access beschikbaar komen van publicaties enorm in de lift zit, kun je hetzelfde (nog) niet zeggen over data. Leermateriaal heeft net als onderzoeksoutput niet 1 verschijningsvorm. Sommige materialen
neigen meer naar eindproduct (zoals een textbook), anderen niet (zoals slides bij een college). Ongetwijfeld te kort door de bocht, maar net als met wetenschappelijke output denk ik dat je kunt stellen dat het delen van een eindproduct voor veel mensen laagdrempeliger is dan het delen
van een halffabrikaat. Een eindproduct heeft minder context en toelichting nodig, lijkt direct bruikbaar, en is minder kwetsbaar, want “af” en “opgepoetst”. Terwijl voor zowel open educational resources als voor open research data juist geldt: hoe ruwer, hoe beter… Leuk onderwerp om in oktober over verder te praten!
Dank je Dafne voor je reactie. Het “halfproduct-eindproduct” argument hadden we in een kladversie ook benoemd. We redeneerden dat voor leermateriaal een onderwijsproces nodig is om het van waarde te laten zijn, terwijl onderzoeksresultaten een eindproduct zijn van een (onderzoeks)proces. Maar we hadden toen ook dezelfde overwegingen die jij maakt (het geldt niet voor alle leermaterialen en onderzoeksresultaten). Daarom vonden we het geen afdoende verklaring voor het geobserveerde verschil in aandacht.
Laten we dit op 26 oktober verder oppakken!